| |
| |
| |
spelen met de mannequin
graag speelde ik eens het spelen moe
en o zo moe het spel van min of meer
min die in het land van haat
en plus de grens moet overschrijden
eens de nimmer eindigende loze dag
vergeten met de mannequin op zolder
afgedankte ledepop met zonder hoofd
uitgedoofde zangvogel op drietenige poot
en uit de hals het groeien
van haar roestige vraagteken
dode venus avondster op zolder
waarop ruimtevaarders durven landen
beschilderen met bloemen wil ik haar
haar boezem boezemt geen ontzag meer
aan de azuurblauwe zee voor azijnblauwe kelners
schijverende zonnen van gogh geel
en lager nog de navel het oog van god
en nog lager het wrede nest
waar slechts in sprookjes paradijsvogels huizen
playgirl alleen voor miljardaires
pleegirl van miljarden in de bios
haar bewerken met negermotieven
met lokkende lokomotieven
met arabesken van arabieren
met strepen van oerwouddieren
abstrakt als miro waarmee
ik kleezijdank de aap de mannequin kan houden
| |
| |
een inktfles gooien brekend openvallen
aan haar voet een laatste snik
waaraan men haar nog diepe wonde snijdt
voor het leven een herinnering
een litteken en een almanak
wind en regen sneeuw en smart voorspelt
Sa Va Tout Seul het gaat alleen
het gaat alleen maar mank
het loopt steeds spaak met alle spaken
met alle spoken die bij nacht
de tenen trekken van het geweten
help u zelf zo helpe u de mannequin
zal ik haar zetten in tricolore
haar hoofd zonbezeten roodgeregende
tomaat cirio steeds vooraan steeds in blik
haar goudglanzende borst van dekoraties
voor moed en deugdzaamheid in het gevaar
voor steun en hulp in het geval van nood
het zogenaamde noodgeval waarin men valt
soms als alle bakens zijn verzet
en alle bekers tot de droesem zijn gedronken
haar drietenige voet zo zwart als wat
ze zullen haar niet temmen
ze is van dietsen bloed de mannequin
| |
| |
beschilderen met sterren en strepen
haar zolder een baai van new york
waarvoor wij immer sneven
als vliegen in de winter sterven
en met binnenin een lift voor toeristen
bezoekers van het vrijheidsbeeld
met in welke hand die ze niet heeft
de lamp van diogenes die ons boven het hoofd hangt
als een zwaard van damocles
misschien ontleen ik wel een
waarmee ze filmhonden streelt
die haar wat graag mochten bijten
schenk ik haar de droomlollos van lollo
steeds vooraan steeds levendvers
laat ik haar achter op het rode plein
lachende arbeiders en boeren
en alle doden hihihi en hahaha
tot in de verste ruimte van de ruimste verte
de dode echo een hahaha een hoehoehoe
| |
| |
| |
| |
schenk ik haar de lange armen der apin
de vingers trekken strepen in het eeuwen
oude stof over gebroken plavuizen
van de rechtlijnige weg het niets toe
zes handen als bij kali de godin
een om de rok neer te laten
een om de rok op te halen
als het gordijn van nacht en dag
een rok die tussen nacht en hemel hangt
twee gewoon als bij ons allen
om naar de sterren te grijpen
een moord begaan in verbeelding
de neus een leven lang doorboren
en dan nog twee om te spelen met de tenen
die steeds naast ons een lastige echtgenote
een kariatide die niets te dragen kreeg
ja schenk ik haar een hoofd van ooft
van arcimboldo de chirico in lappen leer
met treinen die weemoedig fluiten
achter de muren van de horizon
of een vlaamse pasterskop
verriest verdomme gezellig nog aan toe
en een hullebroeck waarin een man
| |
| |
vraag ik de A. en sexbommen van las vegas
in de woestijn van hollywood
een dag van maar loos en lustig
maar snij ik de armen weg zorgvuldig
zonder franje na te laten
roof ik haar het gelaat van een negerin
en de rest je weet wel zeer negerinachtig
maar immer zonder met armen
en uit haar hals die rotverroeste vraag
dat teken aan de wand van onze tijd
het krulijzer op een punt in evenwicht
als nooit een onder ons het evenwicht
het tegenwicht gevonden heeft en vinden zal
plaats ik haar stiekem op een dorpsplein
als de dorpelingen slapen
de veldwachter in de velden wacht
naar wat de komst van mogelijk een marsman
een dichter die de boel op stelten zet
schrikt hij zich dood in de ochtend
een mannequin op het plein een standbeeld
met speilers zodat aankomende knapen
o waar mogen aankomende knapen
immer toch reeds aankomen
geile blikken en nog erger werpen
en dorpspleinhonden de poot heffen
de fanfare speelt op zondagochtend
koperen wijsjes aan haar voet in de regen
| |
| |
met mij eeuwenlang op zolder vergeten
bied ik haar sofa in pluche salon
krullen kronkels dode vliegen
in rococostijl aan het raam
de clivia de donkere gordijnen
of schenk ik haar stalen stoel
in modern salon ficus elastica
zeer leeg hygienisch en bernard buffet
van MANNEkesvere naar QUINtijn
aan het raam starend verloren
is dit soms de nacht de beestwagen
voor chicago de hemel van de koe
en hoofdschuddend op hol gaan
tot het einde de weide de prikkeldraad
een eigen cadillac knalblauw gelakt
en zet haar aan het stuur
zonder handen om op te leggen
hoe zal zij de autostrade van istanboel
de zondagsrijder een bult doen schrikken
| |
| |
kroon ik haar venus van dada
plaats ik in het meervoud
een dubbele rij in de laan
aan hun schouders ontspringen takken
wortel schiet de driepoot
hoe mooi het wisselend seizoen
met knoppen die openbarsten
die oude bokken wel eens lusten
en dan roestig neerdwarrelen
op allerzielen in de mist
hun dood hout sprokkelt onder mijn voet
en lichtzinnig een uur waarin de waarden
maar nog verschaalde biertjes tappen
het gelag zuur ons doen betalen
zo een uur dan als het uur geslagen is
van middernacht waarin de spoken
en de muizen dansen in de moulin rouge
laat ik ze optreden de dubbele rij
de french cancan de rok geheven
en daaronder alles froufrou van frafra
de spoken en ach ook de ratten
| |
| |
| |
| |
venus in pels is zij filmster in bad
haar verleiden tot strip-tease
de broek b.v. door de eeuwen heen
de kuisheidsgordel in roestig ijzer
waarvan de sleutel voorgoed verloren
en dan ik lik de lippen de mijne
aan haar poot de toegestropte pijp
en uiteindelijk maar niet eindelijk uit
voor wie nimmer tevreden is
voor wie zich met wrok in het hart
bij geen broek neerleggen kan
voor ongezond nieuwsgierigen zoals jij en ik
met een kijkvenster in plastic
een luik dat kan worden geloken
het raam waar wij in de avond
bevend likt en likt steeds hoger
| |
| |
nee zeg stel ik haar ter beschikking
een reclame voor sigaret belga
liggend op de matras tout le monde s'endort
met dodopillen van de mannequin
geen slapeloze nachten meer
die alleen maar angst bezorgen
geen zorgen meer geen moedeloosheden
die verkwikkelingen medebrengen
en aan het drievoetig been
de onfeilbare kous voor tegen aderspat
met de sluwheid die mij kenmerken zou
kon ik ze nuttiger gebruiken
toen ik jong en onervaren
lauwe tranen stortte in het hete bord
maar ik dwaal af ik heb het niet
over tranen maar over sluwheid
als ik haar gooide op de markt
een mannequin in marsepein
een suikerkoek een benzinepomp
tot welzijn van het algemeen
als bedverwarmer een dame in rubber
lekker heet en met schroefdop
waarmee allen de ganse massa
lekker heet schroefdoppen kan
| |
| |
o voor wie vroom van aard
in de bloemkool van het hiernamaals
ben ik bereid haar te stellen
in zijbeuk van kathedraal
met aureool boven haar knop
de rest het hart en de nieren en zo
wonderen bewerkend voor stokoud
nee nog stokken en stenen ouder
moedertje aan versleten kralen
van bidsnoer vragend en verkrijgend geluk
voor de kinderen van de buren
tooi ik haar aan een pastoor
en ja zeg nee toch straffer dan straf
als paus met de tiara van rome
gedragen onder het baldakijn
| |
| |
| |
| |
waarom niet als vrijmetselaar
een mislukte bouwster aan de tempel
en in drie dagen weer is afgebroken
en voor haar schoot een voorschoot
zoals de passer en dies meer
waarmee wij passen en meten
en steeds te kort schieten
en onder de kap de kop in kipkap
of gewoon ongewoner als SS
met hakenkruis in pek gesmeerd
de strategische punten van haar lijf
die men bezet bezit bezeten heeft
doch na elke slag van Waterloo
weer haar water over haar akker
doch genoeg daarover en nog meer
ik takel haar als air-hostess
als TV-speakerin met geijkte glimlach
het hoge kraagje der zedelijkheid
voor de kijkers de vaders
| |
| |
dwing ik haar mee te dingen
in schoonheidsconcours miss mannequin
met ruimtevaarthelm in plastic
miss satelliet leika en loenik
we moeten allen toch naar de maan
nu of nooit en vroeg of laat
maar beter nooit dan later
met alle respect daarna als respectueuze
jaag ik haar de vergeten straat
zonder vreugd zonder einde
onder de rode lantaarn romantisch
met hals en haak boven de modder uit
waar men bewaart verandert en verbetert
wat niet meer te verbeteren valt
wat niet meer te genezen is
in het ongeneesbaarhuis een graf
waarin men meer dood dan levend wordt begraven
sleep ik haar stoffelijke resten
zoals men die noemt het restaurant in
aan het braadspit als plat du jour
in meer vulgaire gelegenheid
bij de spekslager als worst
trip mannequin saussison de paris
| |
| |
| |
| |
plant ik haar een mes in de boezem
begraaf haar in woestijnzand
laat haar in vlammen opgaan
de wagen van een kunsthandel
definitief in stukken van brokstukken
maar uit haar as herrijzend
als een feniks van een feeks
met een roofvogel op de schouder
de kop van een gier om te gieren zeg
of deze van de gewonde leeuwin
brullend in hongerige verwachting
likkend naar mij nog aan toe
in de lange eindelijk loze dag
de ogen en nog meer en alles
dicht en dichtdoe van de mannequin
|
|