bouw, heb ik ‘nee’ gezegd.
En nu was het Remi. Hij vergist zich met de bestelling en brengt mij iets ‘geschnetzelts’, terwijl ik toch duidelijk kip met kerrie had besteld. Hij begint mij omstandig uit te leggen, dat het ‘geschnetzelte’ duizend keer lekkerder is dan die stomme kerriekip, en ook veel Zwitserder. Ik besluit de verkeerde bestelling op te eten. Om mij vrolijk te stemmen vertelt Remi mij, dat hij Albanier is. Ik word erg wakker. Albanië! Geheimzinnig Oostblokland, waar puriteinse standpunten de toon aangeven. ‘Hoe kom jij hier dan in Zwitserland, Remi?’
Over mijn schouder hangend, af en toe schuin naar achteren loerend om de chef in de gaten te houden, sist Remi mij zijn levensverhaal toe.
‘Vader in de oorlog naar Griekenland gevlucht, exportbedrijf begonnen, van het verdiende geld in Yoegoslavië grond gekocht ...’
Hmmm. Dat klinkt aardig kapitalistisch. Remi voelt mijn kritiek. Hij start een juichend pleidooi. ‘Albanië is het mooiste land ter wereld. Met het beste soort communisme. De rest ... theater. Gorbatsjov ... theater! Nee ... in Albanië moet je zijn. Het zuiverste communisme!’
Hij ligt nu bijna in mijn bord. ‘En nog iets. Dat vlees op Uw bord. In Albanië grillen wij dat. Psss, psss. Blijft sappig. Heerlijk. De Zwitsers grillen fout. Veel te lang. Vlees taai!’
Terwijl ik mijn te lang gegrillde geschnetzeltes kauw, besluit ik glasnost in praktijk te brengen. ‘Wat vind jij dan van Gorbatsjov?’
Remi haalt minachtend zijn schouder op. ‘Gorbatsjov. Allemaal theater. Lenin. Dat was de enige echte goeie communist. En Trotski. Die was ook goed. Maar je kunt geen twee goeie paarden voor de wagen hebben. Lenin en Trotski. Daarom moest Trotski weg. En Stalin heeft hem laten vermoorden.’
De chef nadert. Remi komt overeind, bedient ons of wij zojuist niet een intiempolitiek gesprek hebben gevoerd. De chef is achterdochtig.
‘Alles goed mevrouw?’
Ik verzwijg de foute bestelling, Trotski en het Albaanse grillen.
's Middags klim ik de weg naar het Palace-hotel, dat als het kasteel van Doornroosje boven Gstaad uitsteekt, vier torentjes heeft die 's avonds verlicht zijn en er ook verder alles aan doet de exclusiviteit hoog te houden. Ik stap naar binnen langs twee sprookjesheren in grijs livrei met hoge hoed, breng mijn mantel naar de garderobe en loop de lounge in. Een lakei in het rood trekt mij hardhandig aan mijn jasje, toch ook niet het eerste het beste jasje, maar een snoezige Kriziablazer van velours de panne. Misschien dat de panne in het velours hem deed besluiten mij te molesteren.
‘Madame! Votre manteau, dans la garderobe!’
Adrenaline spuit door mijn bloed. Is die vent helemaal belazerd? In mijn woede spreek ik vloeiend Frans. ‘Mon manteau EST dans la garderobe! Ca, monsieur, ca ... on s'appelle un blazer!’ Ik slik nog nèt de merknaam in. ‘Et je me ne deshabille pas pour vous, monsieur!’
Het liefst had ik de man een lel verkocht. Stikkend van razernij struikel ik verder, zoekend naar een zitplaats temidden van Libanese oliebaronnen en Arabische