stelde het me niet gerust. Als ongelukjes goed aflopen, kan iemand het je toch vervelend maken.
Ik heb zeker tot aan mijn achttiende jaar gedacht, en me er waarschijnlijk mee getroost, dat het leven nog erger kon zijn dan het zich aan mij voordeed. Zoals die keer dat mijn vier oudere broers mij letterlijk aan het pas gemaaide weiland pinden door ieder hun gaffel op mijn enkels en polsen te zetten. De razernij die zich door deze vrijheidsberoving van mij meester maakte en de pogingen me los te wrikken, maakten me moe. Omdat ik niet veel anders kon doen, deed ik mijn ogen eens goed open. Ik zag tussen mij en de heldere blauwe lucht een zestal elektriciteitskabels hangen. Dol geworden door het turen in die hoge heldere lucht, voelde ik me zweverig worden onder de bevrijdende gedachte dat mijn broers me ook aan die kabels hadden kunnen hangen.
Ik weet nog dat op hetzelfde moment een meeuw tussen de kabels vloog. Zij deed mij aan moeilijk leesbare onderschriften van de Belgische teve denken. Bracht deze witte vogel mij een boodschap?
Na een langdurige en vooral pijnlijke strijd lukte het me een hooivork omhoog te duwen zodat ik een arm vrij kreeg en de andere drie snel uit de harde grond kon trekken. Was ik iets wijzer geworden? zo vroeg ik me onmiddellijk af. Iedere ervaring is er een. Wat ik toen al vreesde, wist ik later zeker. Iedere ervaring is er een te veel. De dieren lopen van je weg en mensen komen te dichtbij.
Hoe dan ook, ik was vrij. Vlug naar huis hollen zou voor mijn broers een opluchting betekenen die ik hen niet gunde. En wat mijzelf betrof, ik vond dat gebeurtenissen altijd een beetje geregisseerd dienden te worden. Al was het alleen maar om tijdens het navertellen niet te hoeven liegen.
Ik besloot daarom in de elektriciteitsmast te klimmen. Niemand die me hier ziet, verzuchtte ik toen ik ter hoogte van de onderste kabel was. Zolang je geen contact met de aarde maakt, kun je zo'n kabel best aanraken. Zeker deze die met een goedmoedige boog behoorlijk ver naar beneden hangt. Deze paal staat niet geïsoleerd van de grond dus zou je even helemaal los van het metaal moeten zijn voordat je de kabel aanraakt.
In de verte naderde mijn oudste broer. Omdat hij de oudste was, had mijn vader hem natuurlijk teruggestuurd om mij te halen. Zijn zoekende blik ging omhoog toen ik mijn kleurige blouse naar beneden liet dwarrelen. Ik kon niet meer zien hoe verbijsterd hij keek toen ik me afzette van de paal en met een sierlijke boog de elektriciteitskabel vastgreep. Hij heeft waarschijnlijk nooit geweten dat ik de kabel niet goed beet had maar het verlangen was zo groot dat ik er als door een magneet naartoe getrokken werd. Ik hoefde maar te kennen te geven dat ik wilde en gretig werd ik aangetrokken, zelfs zo gretig dat mijn ringvinger dubbelklapte tussen de kabel en de palm van mijn hand.