Hotel ‘La giraffe’
hans keller
Het lijkt toeval dat het dorp op de kaart is terechtgekomen. Mogelijk werden er ooit hoge verwachtingen van gekoesterd, misschien is het kruispunt waaruit het nu voornamelijk bestaat van belang. In de noordelijke bocht van de rotonde ligt een garage, omringd door autowrakken. De zon gaat in deuken en glassplinters onder. Ik tank onder de bladderende ruïne van wat ooit een gaaf voorbeeld moet zijn geweest van de toen pas ontloken benzinepomp-architectuur, die elders zijn sporen achterliet in herinnerde bioscoopgevels, een badhotel hier of daar, de ornamenten in de vormgeving van het Italiaanse aperitief Martini.
Rechts van het Total-station ligt een onafzienbaar parkeerterrein waarop tientallen boodschappenkarretjes zijn achtergelaten.
Op de linkerhoek van het kruispunt herdenkt een stenen kolom acht plaatsgenoten die vielen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ernaast staat een telefooncel. Aan de lager gelegen overkant, het zuiden, ligt een hotel met aan weerszijden en daarachter een tuin vol bomen die achter een lage muur van gele stenen glooiend afdaalt naar de rivier. Je ziet hem van hieruit niet maar je weet dat hij er is, je hoort hem. Telkens wanneer het geschakel en gesis van een passerende auto is verdwenen, blijft zijn stem op de geluidsband van dit tafereel achter.
Welke richting ik hier ook zou kiezen, links, rechts, noord of zuid, alle borden wijzen naar een of ander deel van Marseille en daarin heb ik op dit uur van de dag geen zin meer.
Voorheen moet het hotel Au Rond Point hebben geheten. De naam is weer bezig tussen de vensters van de eerste verdieping en boven de ingang, in grondige zwarte letters, terug te keren. Maar daar overheen houdt de tegenwoordige titel voorlopig nog stand: La Giraffe.
Beide woorden zijn ingevuld met okerkleurige vlekken en het daarmee bereikte effect dempt de herinnering aan de vorige naam.
Een kleine blonde vrouw wijst mijn kamer. Of ik hier ook de maaltijd zal gebruiken? Ze noemt het tijdstip waarop ik beneden wordt verwacht. Als ze weg is, open ik het gordijn, daarna de vensters en vervolgens de luiken. Waarop zal ik uitkijken: de boodschappenkarretjes, de benzinepomp of de telefooncel naast het monument?
Het is gelukkig de tuin, de rivier. Het kleine landschap dat onder me wegglijdt naar het glinsterende water verkeert in de ideale staat van verwildering. Geen gazons, geen grint, geen borders, bloemen zijn toeval en waarschijnlijk onkruid.