Het lijkt me zeer aannemelijk dat iemand van een dergelijk postuur een muts gedragen heeft om enigszins groter te lijken. Geen platte afhangende Toorop-lap die het tegengestelde effect zou hebben gehad maar een muts met een op het voorhoofd opstaande punt. En dat hij die muts inderdaad gedragen heeft, zoals Holiday wil, toen hij bij een brug over de Arno stond te wachten tot Beatrice voorbijkwam.
Maar dit laatste terzijde. Uit de afmetingen van de teruggevonden resten kan met enige moeite en met behulp van statistieken ook met grote zekerheid worden afgeleid welke de maten waren van Dante's muts. De omvangrijke secundaire Dante-literatuur is tot nu toe verstoken gebleven van een dergelijke becijfering terwijl toch ieder woord dat de dichter ooit neerschreef al twee of driemaal is opgetild en gewenteld.
Hoofdband:
Loopt rond, hoog op het voorhoofd tot onder in de nek.
Omtrek: 56 centimeter.
Hoogte: 4,5 centimeter.
Opstaande voorhoofdspunt:
Loopt taps toe; is waarschijnlijk opgevuld om de top te verzwaren en te verstevigen.
Onderbreedte: 11 centimeter.
Hoogste punt: 4 centimeter.
Schedelbedekking:
Aangehecht binnenkant hoofdband, op achterhoofd over de hoofdband uitlopend in afhangende punt.
Lengte van voorhoofd tot achterhoofd:
28 centimeter.
Maximale lengte (voorhoofd tot punt) 35 centimeter.
Verschil = lengte nekpunt:
7 centimeter.
Oorflappen:
Bovenbreedte (aan hoofdband):
9 centimeter.
Lengte (uitlopend tot in punt):
20 centimeter.
Waarschijnlijk zonder knoop, maar zo lang dat de punten bij zwaar weer aan elkaar konden worden vastgeknoopt.
Dante's stoffelijk overschot werd tot tweemaal toe door de oorspronkelijke bezitters, de Franciskanen van Ravenna, verborgen om roof (door de Florentijnen) of ontering (door Napoleons troepen) te voorkomen. Na de herontdekking van 1865 werd ook de sarcofaag waarin de resten na een ijverig dichtersleven oorspronkelijk te rusten waren gelegd onderzocht. Daar vond men niet alleen enige ontbrekende botjes (onder andere vinger- en teenkootjes), maar ook enige laurierbladeren.
We mogen aannemen dat deze bladeren eens de lauwerkrans van de dichter gevormd hebben. Of ze bewaard zijn gebleven durf ik niet te zeggen. Zeker is, dat geen enkel kledingstuk het gesol met het lichaam overleefd heeft.
Misschien overleeft een halfvergane schoen, een stukje onderkleed, of een vervallen sok nog ergens in het reliekenkabinet van een Italiaanse literatuurminnaar of in de kluis van een Franciskaner klooster. Wie weet. Mooie relieken zijn het, die ik graag eens zou willen zien. De muts bestaat niet meer, ook daar ben ik zeker van.
Dat bij de twee ‘opgravingen’ van 1865 wel de laurierbladeren gevonden zijn en niet in de muts, Iaat zich zeer wel verklaren. De muts werd nooit meebegraven. Dante draagt hem, streng en trots, waar hij hem ook in de Divina Commedia droeg: in de hemel. Soms komt God naar hem toe en zegt Hij, ‘Dante, recita ex Commedia Divina!’ Waarna Dante onveranderlijk begint met de woorden ‘Lasciate ogni speranza, voi ch'entrate!’ God lacht, Dante lacht bijna, waarna zij gaan zitten en hun hoofddeksels niet afnemen.