Sic. Jaargang 2(1987)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Na de dood van Beatrice (vita nuova XXXI) dante alighieri Mijn ogen zijn door deernis met mijn hart zo diep in tranen en verdriet gedrenkt dat ze aan hun leed al bijna zijn bezweken. En als ik lucht wil geven aan mijn smart, die mij steeds dichter naar de dood toe brengt, kan ik alleen maar in gejammer spreken. En omdat uit mijn geest niet is geweken hoe graag ik u, toen zij nog 't leven had, over mijn liefste sprak, edele vrouwen, schenk ik nu slechts vertrouwen aan 't vrouwenhart, dat enkel deugd bevat. Mijn tong zal zwaar over mijn liefste rouwen nu zij, zo ineens ten hemel opgegaan, Liefde en mij bedroefd heeft laten staan. Beatrice is opgegaan naar 't hemels hof, waar zij bij de engelen vrede heeft verworven, en u, o vrouwen, laat zij eenzaam staan. En 't was geen koude of warmte die haar trof, zoals 't bij anderen ging die zijn gestorven, maar ze is alleen door zachtheid heengegaan. Haar deemoed straalde op aarde, en daarvandaan tot in de hemel toe, met zulk een kracht dat de eeuwige Heer met stomheid werd geslagen. En vol van welbehagen besloot hij haar, die louter heil aanbracht, van hier beneden naar zich toe te dragen. Want dit bestaan, zo droevig en boosaardig, achtte hij zulk een hoge deugd niet waardig. [pagina 17] [p. 17] Haar ziel ging uit haar lijfelijke staat stralend van adel en genade heen naar waar zij nu in alle glorie troont. En wie om haar gemis geen tranen laat is liefdeloos en heeft een hart van steen, waarin noch zachtheid noch erbarmen woont. Omdat een bruut, ook als hij hersens toont, geen inzicht in haar wezen kan verwerven, heeft hij geen neiging om zijn leed te luchten. Maar aandrang om te zuchten en hunkering om huilend weg te sterven en onmacht om in tranen te ontvluchten voelt hij, die steeds nog in gedachte ziet wie zij eens was en hoe zij ons verliet. Mijn zuchten brengen mij in grote nood nu ik, in 't web van mijn verdriet gevangen, voel hoe schrijnende schichten 't hart verscheuren. En vaak bespeur ik, denkend aan de dood, in mij zo'n veeg en ongeremd verlangen dat ik mijn hele aanschijn voel ontkleuren. En als dan mijn verbeeldingskracht gaat treuren, trekt zoveel droefenis zich in mij samen dat mij de pijn door al mijn leden snijdt, waardoor ik zo zwaar lijd dat ik mezelf voor iedereen ga schamen. Maar als ik huilend in mijn eenzaamheid ‘O Beatrice!’ roep, ‘Zijt gij nu dood?’, aanhoort ze mij en lenigt ze mijn nood. [pagina 18] [p. 18] Tranen van rouw en zuchten van beklemming blijken mijn eenzaam hart zo te verblinden dat iedereen zou treuren die 't maar hoorde. En hoe ik leefde sinds mijn lotsbestemming veranderde door 't feit dat mijn beminde ten hemel steeg, dat kan geen tong verwoorden. Mijn stem, o vrouwen, die in snikken smoorde, kan u niet meer vertellen hoe ik ben, zo bitter heeft zich 't lot op mij gewroken. Ik voel me zo gebroken dat 't is of ik geen sterveling meer ken en mijn gezicht van leven is verstoken. Hoe 't met mij gaat, beseft slechts mijn beminde, die mij, zo hoop ik, eens aan zich zal binden. Barmhartige canzone, wil nu schreiend op weg gaan naar de meisjes en de vrouwen die steeds weer door de trouwe berichten uwer zusters zijn verblijd. En blijf als dochter der droefgeestigheid dan onvertroostbaar samen met hen rouwen! (vertaling: Frans van Dooren) Vorige Volgende