Verdronken dichters slot
ed schilders
De dichter doopte zijn pen in de inkt en wiste het zweet van zijn voorhoofd. Hij schreef: ‘Voor het leven en de dood van de verdronken dichter is van vitaal belang: de elementaire tegenstelling tussen water en aarde.’
Hij zette een streep onder ‘elementaire’ en ‘vitaal’.
Tussen haakjes, in kleiner handschrift, voegde hij eraan toe: ‘(werk dit uit)’.
Even later veranderde hij dit. Op een nieuw kaartje schreef hij: ‘De elementaire tegenstelling tussen aarde en water is van levensbelang voor het hiernamaals * van de verdronken dichter.’ Daaronder noteerde hij met een asteriks: ‘* waar hebben we het eigenlijk over? Over het biografisch of literair hiernamaals? Over de schrijver of de lezer?’
Hij herlas vluchtig een artikel over een verdronken dichter in een nieuw literair tijdschrift.
Op het laatste kaartje, na het laatste vraagteken, noteerde hij in kapitaal: ‘BEIDE’.
En dat is nu juist het verwarrende, dacht hij. Schieten we daar wel iets mee op? Of valt er hier niets op te schieten? Is het water de schildpad en de aarde de haas? Of andersom? Wie geef je een voorsprong? Wie haalt wie nooit in?
De dichter had het gevoel dat hij baantjes trok in een rond zwembad dat bovendien ronddraaide. Elke keer kwam hij uit waar hij begonnen was door alleen maar door te zwemmen.
Niet hier en nu, maar soms, en ergens.
De dichter zat in het donker in bad en dacht aan de Hel van Dante. Als hij aan zijn sigaret trok zag hij zijn gezicht opgloeien in de spiegel tegenover hem. Hij besproeide zijn hoofd, liet het water wegsijpelen en trok aan zijn sigaret. Hier klopt iets niet, dacht de dichter.
Er is water in de Hel. Althans in die van Dante. En als er een Hel is, dan is dat 'm. Als ik naar een Hel zou willen dan is het die van Dante.
Er is water in de Hel hoewel water en vuur elkaar niet verdragen. Ondanks de elementaire tegenstelling.
Dat moest hij beslist noteren. Hij moest opschrijven: ‘Hoe komt het dat er water is in de Hel?’
Hij trok aan het koordje van het licht. De as van zijn sigaret tikte hij tussen zijn knieën in het heldere badwater. De as loste niet op, zag hij, maar zonk regelrecht naar de witte bodem en bleef daar intact liggen. Uiterst langzaam stond hij op.