beelden overeind staat, kunnen we niets tegen hen ondernemen.’
Naar aanleiding van dit beraad stonden vier ridders op en ze zeiden tegen de koningen: ‘We hebben bedacht hoe we de toren met de beelden kunnen verwoesten. Om dat te doen willen wij ons leven op het spel zetten, maar u zult de kosten moeten dragen, als u het wilt.’
‘Wat voor kosten zouden wij op ons moeten nemen?’
De ridders zeiden: ‘We hebben vier wijnvaten nodig, gevuld met goud.’
‘Neem het goud en doe wat jullie beloofd hebben.’
Ze namen het goud mee en gingen naar Rome. Daar aangekomen trokken ze er bij nacht op uit en buiten de eerste poort lieten ze een vat in het water afzinken op een bijzondere steen. Het tweede vat lieten ze ook afzinken bij de tweede poort. Het derde bij de derde poort en het vierde bij de vierde. Toen ze dit gedaan hadden, gingen ze de volgende ochtend de stad in en op het moment dat de keizer over de markt wandelde, kwamen ze hem tegemoet en groetten hem met gepaste eer. De keizer zag dit, vroeg hun waar ze vandaan kwamen, welke kennis ze hadden en wiens dienaars ze waren. Ze antwoordden: ‘Wij komen uit verre landen. Wij zijn waarzeggers en wij zijn zo wijs dat niets zo verborgen kan zijn, of wij zullen het vinden als wij er een nacht over slapen. We hebben van uw deugdzaamheid gehoord en daarom komen we bij u om te zien of u onze diensten nodig hebt.’
‘Ik zal u op de proef stellen en als ik vaststel dat u betrouwbaar bent, zult u een grote beloning van mij ontvangen.’
‘Wij verlangen niets anders dan de helft van de goederen die gevonden zullen worden.’
‘Goed,’ zei de keizer, ‘daarmee ben ik tevreden.’
Ze praatten nog over van alles met de keizer. 's Avonds, toen de keizer van plan was naar bed te gaan, zeiden ze: ‘Heer keizer, de oudste van ons wil graag vannacht zijn kennis aanwenden,