den zien. Toen hij aan de deur klopte, liet ze hem binnen en zei: ‘Kom gerust binnen, niemand ziet je.’
Hij zei: ‘Die vervloekte ekster zal ons verraden, want door hem worden in de hele stad roddels over ons verteld.’
‘Ga binnen, maak je geen zorgen. Ik zal me vannacht op de ekster wreken.’
Terwijl hij door de kamer liep waar de ekster zat, hoorde die de jongen zeggen: ‘O lieve vrouw, ik heb angst voor die ekster!’
De vrouw zei: ‘Zwijg dwaas, het is donker, hij kan je niet zien.’
De ekster hoorde dit en zei: ‘Ook al zie ik u niet, ik hoor uw stem wel en ik zal mijn heer bij terugkomst vertellen wat u met mijn vrouwe uithaalt.’
‘Heb ik je niet gezegd,’ zei de jongen, ‘dat die ekster ons zou verraden en te schande maken?’
‘Wees niet bang. Vannacht nog zullen we wraak nemen op de ekster.’ Ze gingen de kamer binnen en sliepen die nacht samen. Rond middernacht stond de vrouw op en riep haar dienstmeid: ‘Sta op en zet een ladder tegen het dak zodat ik me kan wreken op de ekster.’
De meid deed dit en ze klommen samen naar boven. Ze maakten een gat in het dak en gooiden zand, stenen en water op de ekster zodat deze bijna dood was. De volgende morgen vertrok de jongen al vroeg door de achterdeur. Toen de man thuiskwam, zocht hij eerst de ekster op en zei: ‘O, mijn lieve ekster, vertel me hoe het je vergaan is terwijl ik van huis was.’
‘O lieve heer,’ zei hij, ‘ik zal u vertellen wat ik heb gehoord. Zodra u weg was liet uw vrouw 's nachts een man binnen en toen ik dat hoorde berispte ik hem en zei dat ik alles zou vertellen als u thuiskwam. Desondanks gingen ze samen de slaapkamer in en ze sliepen die nacht met elkaar. U vraagt hoe het mij is vergaan tijdens uw afwezigheid. Ik kan u zeggen dat het nooit zo slecht is geweest als afgelopen nacht, want ik was bijna