van de ridder wilde het hoofd van zijn vader, nadat hij dat had afgeslagen, niet begraven. Mijn zoon zal zeker net zo handelen.’
De keizer gaf daarom opdracht aan zijn dienaren om zijn zoon naar de galg te brengen. De knechten voerden de opdracht van de keizer meteen uit, en toen hij door de straten gevoerd werd, hoorde men het volk luid roepen: ‘Ach en wee, de enige zoon van de keizer wordt naar de galg gebracht.’
Terwijl ze hem daarheen brachten, kwam de derde meester, Craton, hem op zijn paard tegemoet rijden. Zo gauw de zoon van de keizer hem zag, knikte hij naar hem met zijn hoofd, alsof hij wilde zeggen: meester, denk aan mij.
En het volk begon te roepen: ‘O, goede meester, haast u en red uw leerling!’
De meester gaf zijn paard de sporen en spoedde zich naar het paleis. Bij de keizer gekomen groette hij hem met veel eerbetoon. De keizer beantwoordde zijn groet, zeggend: ‘Nooit meer zal het goed met je gaan.’
‘Ik meende toch, heer keizer, dat ik bij mijn komst door u zou worden geëerd en geschenken zou ontvangen, en niet dat ik met minachting bejegend zou worden.’
‘U hebt hoe dan ook een smadelijke dood verdiend, want mijn zoon, die goed kon spreken en goede manieren kende, heb ik aan u toevertrouwd om hem te onderwijzen en kijk: hij komt stom en onbeschaafd bij mij terug. Vandaag zullen hij en u een smadelijke dood sterven.’
‘Heer keizer, dat hij stom is, zal ik onder de aandacht van God brengen, want Hij doet de stommen spreken en de doven horen. Maar u zegt ook dat hij uw echtgenote wilde verkrachten. Ik zou graag willen weten of er iemand is die dat heeft gezien, want er is geen verdorvenheid groter dan die van de vrouw en ik wil u graag bewijzen dat vrouwen vol zijn van leugens. Als u uw zoon wilt laten doden omwille van het woord van uw vrouw, dan kan het u wel eens vergaan zoals een edele man met zijn echtgenote en de ekster waarvan hij veel hield.’