Na afloop van het verhaal zei de keizerin: ‘Hebt u goed begrepen wat ik u gezegd heb?’
‘Zeker.’
‘Deze sterke beer staat voor u, die door niemand in kracht of wijsheid overtroffen wordt. De herder met zijn stok is uw vermaledijde zoon die met de stok van zijn wijsheid u meent te kunnen bedriegen. Hij is zoals de herder, die met zijn gekriebel eerst vriendelijk was voor de beer en hem liet slapen om hem daarna dood te slaan. De meesters van uw zoon doen net zo: met hun valse woorden praten ze u naar de mond en vleien ze u, zodat uw zoon u kan doodslaan om vervolgens zelf te regeren.’
‘Ze mogen me niet bedriegen zoals de herder de beer. Mijn zoon zal vandaag nog opgehangen worden.’
‘Als u dat doet, handelt u wijs.’
De keizer gebood opnieuw dat men zijn zoon voor de vierschaar moest brengen. Toen dit gebeurde, kwam de tweede meester, die de koning groette zoals ook de eerste meester gedaan had: ‘O, heer keizer, als u uw zoon doodt vanwege de woorden van uw vrouw, dan zal het u slechter vergaan dan de ridder die vanwege de woorden van zijn vrouw zonder reden werd terechtgesteld.’
‘Zeg me, goede meester, hoe dat verliep.’
‘Dat vertel ik niet, tenzij u belooft uw zoon niet te doden voor ik het verteld heb. En als het exempel u niet afbrengt van uw voornemen uw zoon te doden, doe dan wat u wenst.’
De keizer gelastte zijn zoon terug te laten halen van de vierschaar, en de meester begon zijn verhaal te vertellen.