Terwijl dit gebeurde kwam Bancillas, de eerste meester, het roepende volk te paard tegemoet rijden. De jongen zag zijn meester en hij boog zijn hoofd naar hem toe, alsof hij wilde zeggen: ‘Denk aan mij, lieve meester, als u bij mijn vader komt en zie hoe ik nu naar de galg word gevoerd.’
De meester zei tegen degenen die hem naar de galg brachten: ‘Haast u niet. Ik hoop op Gods genade om hem vandaag voor de dood te behoeden.’
Daarop riep het volk: ‘O, goede meester, haast u naar het paleis en bevrijd uw leerling.’
De meester gaf zijn paard de sporen zodat het vlug naar het paleis liep. Daar aangekomen begroette hij de koning met gebogen knieën. De keizer zei tot hem: ‘Nooit zult u nog vrede kennen.’
‘O, heer keizer, ik verdien het anders door u begroet te worden.’
‘Dat liegt u, want ik heb u en uw metgezellen mijn zoon toevertrouwd. Hij kon goed spreken en was welgemanierd en nu is hij stom. En het allerergste is: hij wilde mijn vrouw verkrachten. Daarom moet hij nu sterven, en ook u zult smadelijk gedood worden.’
‘O heer, terwijl u over uw zoon zegt dat hij niet spreekt, weet God dat hij in ons gezelschap wel sprak. God weet waarom hij nu niet spreekt, en dat het niet zonder reden is zult u nog vernemen. En verder zegt u dat hij de keizerin wilde verkrachten... Ik kan u vertellen dat hij vele jaren met ons heeft gesproken en zo eerzaam is geweest, dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat hij dat heeft gedaan. Ik zeg u daarom heer: als u uw zoon doodt op grond van het woord van uw vrouw, dan zal het u slechter en rampzaliger vergaan dan de ridder die omwille van de klacht van zijn vrouw zijn beste windhond, die zijn zoon van de dood had gered, liet doodslaan.’
‘O,’ zei de keizer, ‘vertel me dat exempel.’
‘Nee, heer keizer, dat doe ik niet, want voordat ik mijn ver-