Septentrion. Jaargang 41

[p. 26]

Eva Gerlach (^o 1948)

Ton corps dans un profond sommeil, le reste s'envola.
À ton côté gît une main, les doigts recourbés.
Si j'y pose ma main, la tienne se ferme,
prend la mienne et la met sur ton coeur,
ton autre se glissant par-dessus. Qu'appelle-t-on

l'amour. J'entonne un air quelconque
sans même le remarquer, une chanson qui n'est
pas inventée mais qui existe, je n'en sais trop,
je remarque que je la chante en bicyclette,
en descendant une marche, en ratissant, je ne sais

ce que je chante jusqu'à ce que ça soit chanté.

Traduit du néerlandais

par Frans De Haes.

[p. 27]

Bed

 

Je lichaam vast in slaap, de rest vloog weg.

 

Een hand ligt naast je met gekrulde vingers.

 

Doe ik mijn hand erin, de jouwe sluit zich,

 

neemt die van mij en legt hem op je hart,

 

je andere eroverheen. Wat heet

 

 

 

liefde. Zomaar zing ik iets

 

zonder dat ik het merk, een lied dat niet

 

bedacht wordt maar bestaat, ik weet van niks,

 

ik merk dat ik het zing terwijl ik fiets,

 

een trap afloop, blad hark, ik weet

 

 

 

niet wat ik zing tot het gezongen is.

 

 

 

Uit Kluwen (2011).