Print Septentrion. Jaargang 27(1998)– [tijdschrift] Septentrion Vorige Volgende [p. 17] M. Vasalis Tijd Ik droomde, dat ik langzaam leefde... langzamer dan de oudste steen. Het was verschrikkelijk: om mij heen schoot alles op, schokte of beefde, wat stil lijkt. 'k Zag de drang waarmee de bomen zich uit de aarde wrongen terwijl ze hees en hortend zongen; terwijl de jaargetijden vlogen verkleurende als regenbogen... Ik zag de tremor van de zee, zijn zwellen en weer haastig slinken, zoals een grote keel kan drinken. En dag en nacht van korte duur vlammen en doven: flakkrend vuur. - De wanhoop en welsprekendheid in de gebaren van de dingen, die anders star zijn; en hun dringen, hun ademloze, wrede strijd... Hoe kón ik dat niet eerder weten, niet beter zien in vroeger tijd? Hoe moet ik het weer ooit vergeten? Uit ‘Parken en woestijnen’ (1940). Le temps Je rêvais que je vivais lentement... plus lentement que la plus vieille pierre. C'était terrifiant: autour de moi la terre qui semblait inerte se soulevait et tremblait. Je vis l'ardeur des arbres à déchirer le sol en chantant d'une voix rogue et saccadée alors que les saisons fuyaient pâlissant comme des arcs en ciel... Je vis la mer frémir, se gonfler et fondre en hâte comme une gorge qui boit. Le jour s'enflamme, la nuit s'éteint l'espace d'un instant: feu scintillant. - Désespoir, éloquence dans le geste des choses immobiles, et leur poussée leur lutte cruelle à perte d'haleine... Comment ai-je pu l'ignorer, ne pas le voir en d'autres temps? Comment faire à présent pour l'oublier? Traduit du néerlandais par Sadi de Gorter. Vorige Volgende