Septentrion. Jaargang 23

[p. 40]

Uit Het verkoolde alfabet
Door Paul de Wispelaere

Bladerend in De gouden roos van Paustovsky tref ik een zin aan die Ilse moet hebben onderstreept: ‘Op een kruising van vele honderden wegen komen mensen elkaar toevallig tegen, niet wetend dat heel hun leven tot nu toe een voorbereiding op deze ontmoeting was’. Lang voor zij dit gelezen kan hebben, schreef Ilse mij bijna letterlijk hetzelfde in een van haar eerste brieven. In de ogen van alle verliefden staat de idee van puur en blind toeval gelijk met godslastering. Wat niet in de sterren geschreven stond, is zonder betekenis.

Op een andere plaats lees ik over het schrijven: ‘Het bewustzijn blijft in wezen onveranderd maar onder het werken wekt het wervelingen, stromen en watervallen van nieuwe gedachten en vormen, gevoelens en woorden op. Daarom is iemand soms zo verbaasd over hetgeen hij heeft geschreven’. De schok der herkenning. Wat verder wordt Toergenjev geciteerd: ‘Op bepaalde momenten voel je het verlangen in je opkomen om te schrijven, je weet nog niet wat maar je voelt dat het komt. Deze stemming wordt door de dichter “de nadering van God” genoemd. Het zijn voor een kunstenaar de enige momenten van genieten. Als deze niet zouden bestaan, zou niemand schrijven. Later, als je alles wat in je hoofd rondspookt, moet ordenen en op papier moet zetten, dan begint de ellende’ Opnieuw dezelfde schok. Die beide uitspraken lijken tegenstrijdig maar eigenlijk vullen ze elkaar aan. Het is misschien te vergelijken met het verlangen om te reizen, dat op de dag van het vertrek soms ook omslaat in tegenzin.

Extrait de L'alphabet carbonisé
Par Paul de Wispelaere
Traduit du néerlandais par Willy Devos.

Feuilletant La rose d'or de Paustovski, je tombe sur une phrase qu'Ilse doit avoir soulignée: ‘A un croisement de plusieurs centaines de chemins, des gens se rencontrent par hasard, ignorant que toute leur vie jusqu'à ce moment-là était une préparation à cette rencontre.’ Longtemps avant qu'elle puisse avoir lu cela, Ilse, dans une de ses premières lettres, m'a écrit presque littéralement la même chose. Aux yeux de tous les amoureux, l'idée d'un hasard pur et aveugle équivaut à un blasphème. Ce qui n'était pas écrit dans les étoiles est dépourvu de signification.

Dans un autre passage, je lis au sujet de l'écriture: ‘La conscience demeure essentiellement inchangée, mais pendant le travail, elle suscite des tourbillons, des fleuves et des cascades de pensées et de formes nouvelles, de sentiments et de mots nouveaux. C'est pourquoi quelqu'un peut soudain s'étonner très fort de ce qu'il a écrit.’ Le choc de la reconnaissance. Plus loin, l'auteur cite Tourgueniev: ‘A certains moments, on sent monter en soi le désir d'écrire, on ne sait pas encore quoi, mais on sent que cela vient. Le poète qualifie cette atmosphère d'“approche de Dieu”. Pour un artiste, ce sont là les seuls moments de jouissance. S'ils n'existaient pas, personne n'écrirait. Plus tard, quand on doit ordonner et mettre sur le papier tout ce qui hante l'esprit, la misère commence.’ Toujours à nouveau le même choc. Ces deux affirmations semblent contradictoires mais en réalité se complètent. Peut-être pourrait-on faire la comparaison avec le désir de voyager, qui, le jour du

[p. 41]

[Nederlands]

Je komt pas op dreef naarmate je verder van huis bent en in de ban van het onvoorspelbare raakt. Schrijven (en lezen) als een innerlijke vorm van reizen, zo'n gek idee is dat niet.

In het dichtberegende raam staat een pointillistisch schilderij van donkerbruine en grauwgroene winterbomen.

Op zijn tweeëntwintigste beschouwde Flaubert zijn leven plotseling als ten einde. Hij begon te schrijven, zichzelf als een schaduw begeleidend in zijn brieven, in volstrekte eenzaamheid en fanatieke overgave aan dit dubbele, ambivalente werk: schrijven en zichzelf zien schrijven, geweldig maar monsterachtig perspectief vol bitter genot aan het schuren van het zelf gekozen boetekleed. Het is een fascinerend voorbeeld van extremisme. Het extreme is ook Tolstoj die al zijn bezittingen wegschenkt en sterft in een spoorweghuisje, Christus aan het kruis, beladen met de zonden van de hele wereld. Hoe dicht het extreme en het karikaturale bij elkaar staan, is goed te zien in het werk van Kafka en Beckett. Maar hoever kun je tweeslachtigheid, ontwijkende reflectie en zelfspot drijven? Het vreselijkste en saaiste is in ieder geval de redelijkheid van de middelmaat. En daar berusten helaas de hedendaagse democratische samenlevingen op. De democratie heeft slechts zin als zij haar eigen principes en gedragingen onophoudelijk ter discussie stelt, zich voortdurend een lachspiegel voorhoudt. De democratie mag geen moment samenvallen met zichzelf. Zij mag nergens in geloven, haar ja moet altijd ook een neen zijn. In deze zin is bij voorbeeld Hans Magnus Enzensberger een democratisch schrijver te noemen.

Kijk naar de zwarte kater Pablo die in het

[Frans]

départ, se change parfois en aversion contre l'idée de partir. On ne commence à s'y faire qu'au fur et à mesure qu'on s'éloigne de la maison et se trouve happé par l'imprévisible. Écrire (et lire) comme voyage intériorisé; l'idée n'est pas si absurde que cela. Dans la fenêtre que frappe une pluie drue se profile un tableau pointilliste d'arbres brun foncé et vert gris en hiver.

A l'âge de vingt-deux ans, Flaubert considéra soudain que sa vie était comme terminée. Il se mit à écrire, s'accompagnant luimême telle une ombre dans ses lettres, dans la solitude absolue et s'abandonnant fanatiquement à ce travail double, ambivalent: écrire et se voir écrire, perspective fantastique mais monstrueuse, pleine du plaisir amer de se frotter à la bure qu'il s'était choisie lui-même. Il s'agit là d'un exemple d'extrémisme fascinant. L'extrême, c'est aussi Tolstoï qui fait don de tout ce qu'il possède et meurt dans une petite gare, Christ crucifié, chargé des péchés du monde entier. A quel point l'extrême et le caricatural se touchent apparaît clairement dans l'oeuvre de Kafka et de Beckett. Mais jusqu'où peut-on pousser l'ambiguïté, la réflexion élusive et le sarcasme envers soimême? En tout cas, le caractère raisonnable de la médiocrité est le plus terrible et le plus ennuyeux. Et c'est précisément là-dessus que reposent, hélas, les sociétés démocratiques contemporaines. La démocratie n'a de sens que si elle remet constamment ses principes et comportements en question, se tend toujours un miroir qui lui renvoie une image caricaturale d'elle-même. La démocratie ne peut à aucun moment coïncider avec elle-même. Elle ne peut croire à rien; son oui doit toujours être en même temps un non. En ce sens, Hans Magnus Enzensber-

[p. 42]

[Nederlands]

gras een merel besluipt: ineengedoken, met roerloze, vooruitgestoken kop en horizontale staart, volstrekt beheerste, onverdeelde spanning van zintuigen, zenuwen en spieren, volmaakte, geruisloze beweging, alleen te beschrijven in superlatieven want in zichzelf besloten (zo is God), onbewogen beweging, in zichzelf schuift hij vooruit maar verandert niet, het is haast niet aan te nemen dat hij ademt, op dit ogenblik besta ik niet voor hem, maar hij is mijn verhaal. In zorgvuldig gebouwde en beheerste zinnen fragmenten herstellen van een wereld die aan het verdwijnen of al verdwenen is. Een vorm van literaire archeologie. Een wereld die niet in alle maar toch heel wat opzichten mooier, eerlijker en minder destructief was dan tegenwoordig. En niet zo spilziek. En niet zo vulgair. Niet zo idioot. En niet zo megalomaan. Niet zo Amerikaans.

Hoe oud zou Bérénice nu zijn als zij nog had geleefd? Net de vijftig gepasseerd. Een wat zwaarmoedige vrouw in de overgang. Een nog mooie moeder van volwassen kinderen. Al grootmoeder misschien. Op een dag lopen wij, gegrepen en verminkt door de tijd, elkaar toevallig in een stad voorbij zonder elkaar te herkennen.

Uit ‘Het verkoolde alfabet’, De Arbeiderspers (Privé-domein), Amsterdam, 1992, pp. 43-45.

[Frans]

ger, par exemple, peut être qualifié d'écrivain démocratique.

Regarde le matou noir Pablo, qui s'approche subrepticement d'un merle dans l'herbe: blotti, la tête immobile en avant et la queue à l'horizontale, tension parfaitement maîtrisée, indivise, des sens, des nerfs et des muscles, mouvement parfait, silencieux, à décrire uniquement en des superlatifs car totalement abîmé en lui-même (ainsi est Dieu), mouvement immobile, en soimême il glisse en avant mais ne change pas, il est presque inconcevable qu'il respire; en ce moment, je n'existe pas pour lui, mais lui est mon récit.

Restaurer dans des phrases soigneusement construites et maîtrisées des fragments d'un monde en voie de disparition ou déjà disparu. Une forme d'archéologie littéraire. Un monde qui, pas sous tous les angles mais tout de même à plusieurs égards, était plus beau, plus honnête et moins destructeur qu'il l'est aujourd'hui. Et moins dilapidateur. Et moins vulgaire. Moins idiot. Et moins mégalomane. Moins américain. Quel âge Bérénice aurait-elle maintenant si elle était encore en vie? Elle aurait juste franchi la cinquantaine. Une femme quelque peu mélancolique au seuil de la ménopause. Une mère encore jolie d'enfants adultes. Déjà grand-mère peut-être. Un jour, happés et mutilés par le temps, nous nous croisons par hasard dans une ville sans nous reconnaître.

Extrait de ‘Het verkoolde alfabet’ (L'alphabet carbonisé), De Arbeiderspers (série: Privé-domein), Amsterdam, 1992, pp. 43-45.