| |
| |
| |
Eva Gerlach
Vaak liep ik op het kerkhof, dik, alleen,
te vliegeren: daar stond de meeste wind.
Als het touw zakte, sprong ik van een steen.
Ik ging ook dood, al was ik nog een kind,
de tuinman zei: ‘Eens word je meegenomen.’
Een goede vlieger had ik, zelfgebouwd,
een Draak; geen Rover die erbij kon komen,
gemalen glas schitterde rond het touw.
Uit ‘Verder geen leed’ (1979).
| |
Incipit
Mijn vader heeft mij de doorgang versperd,
piketten zijn de spijlen van zijn bed.
Ik ben zijn vlees dat hem vijandig werd,
ik heb mijn hart niet tot zijn woord gezet.
Hij heeft zich voor het laatst aan mij gestoten,
mijn schuld staat vast. Ook is hij niet verslagen.
Zijn koude aard ligt in mij opgesloten,
zijn harde schedel wordt mij nagedragen.
Uit ‘Een kopstaand beeld’ (1983).
| |
| |
Souvent, seule, dodue, je courais dans le cimetière
avec un cerf-volant: là souffle le plus fort des vents.
Quand le fil s'affaissait, je sautais d'une pierre.
Je mourais aussi, quoiqu'encore enfant,
le jardinier disait: ‘Un jour on va t'emmener.’
C'était un bon cerf-volant que je construisais,
un Dragon; nul Brigand qui pût s'en approcher.
Toujours autour du fil le verre broyé luisait.
Traduit du néerlandais par Frans de Haes.
| |
Incipit
Mon père m'a barré le passage,
vrais piquets les barreaux de son lit.
De sa chair mienne j'ai pris ombrage,
n'ai pas appliqué mon coeur à son dit.
De moi en dernier il se scandalisa,
ma faute est établie. Aussi est-il imbattable.
Sa froide nature en moi se claquemura,
son crâne dur m'est certes imputable.
Traduit du néerlandais par Frans de Haes.
| |
| |
| |
Eva Gerlach
7:00
Een brug. De nacht ligt open als een boek.
Brandende schepen drijven rechts en links.
Hoog op de ‘Immortalis’ staat mijn vader
achter het roer, zijn zwaard snijdt door het water,
zijn ijzeren schip dat aan twee zijden blinkt;
hij wuift naar mij met zijn rode zakdoek.
Ik roep zijn naam en in mijn oren klinkt
het eerste nieuws. O God, de dag begint.
Uit ‘Een kopstaand beeld’ (1983).
| |
In een bocht van de zee
Er dreef een blad op het water.
Dun, geel. Een blad als een handje
dat greep. Je zei, je kunt een blad
soms doorsnijden, in de aarde
leggen, kleine plantjes op de nerven.
Maar als het, vroeg ik, in de grote zee
gelegen heeft, gepekeld en al half
skelet is? Toch, zei je en je
ving het, streelde het, stopte het in de zak
van je jas, waar het verder versleet.
Uit ‘In een bocht van de zee’ (1990).
| |
| |
| |
7:00
Un pont. Ouverte comme un livre la nuit.
Des navires en feu flottent par-ci par-là.
Debout sur ‘L'Immortel’ se tient mon père
derrière le gouvernail, il fend l'eau de son fer,
navire qui brille des deux côtés comme le mica;
il agite vers moi son mouchoir rouge vif.
Par son nom je l'appelle et dans mon oreille avec fracas
pénètrent les premières nouvelles. Dieu, le jour est là.
Traduit du néerlandais par Frans de Haes.
| |
Dans un coude de la mer
Sur l'eau flottait une feuille.
Mince, jaune. Une feuille comme une petite
main qui agrippe. Tu dis: parfois l'on peut
sectionner une feuille, la mettre
en terre, de petites plantes sur les nervures.
Mais si, demandai-je, si elle a trempé
dans la grande mer, saumurée et presque
squelettique? Quand même, dis-tu et tu
la saisis, la caressas, l'enfoncas dans la poche
de ton veston, où elle s'usa davantage.
Traduit du néerlandais par Frans de Haes.
| |
| |
| |
Eva Gerlach
‘Forse per forza già di parlasía / Si travolse così alcun del tutto;’ (Dante, ‘Inferno’, XX). ‘Misschien is ooit door de kracht van verlamming / Iemand zo geheel omgedraaid vergroeid’. (Ned. vert.: F. Bremer).
| |
De kracht van verlamming
ik om naar huis te gaan de andere op.
Riep iets, keek naar me om, ik naar jou maar een stroom
zwart nam je mond weg, je stem mee naar binnen en lang
dacht ik geen nacht meer aan je
tot tegen asfalt, een gillend naast mij, een stom
tegen mijn schouder, een dieper en
weerlozer, hoofd in mijn schoot,
‘de sleutel is gebroken -’
Zag je, zag uit mijn hoofd in de spiegel je ogen.
Achter ons, krimpend als regels die je vergeet,
uit je haar schudt bij het opstaan, de rijstroken. ‘Daar’
zei je, pupillen snel kleiner, en buiten, gekanteld, die twee,
tot aan het stuur in elkaar doorgereden.
Zo kalm, blind voor gevaar,
zo in elkaar verdwaald, hals over kop,
zo onbedoeld en zonder uit te wijken,
zo scherp elkaar in het gezicht te kijken.
Uit ‘De kracht van verlamming’ (1988).
| |
| |
‘Forse per forza già di parlasía / Si travolse così alcun del tutto;’ (Dante, ‘Inferno’, XX). ‘Peut-être par l'effet de la paralysie / Des corps ont-ils été tournés ainsi’.
(Trad. fr.: J. Risset).
| |
Par l'effet de la paralysie
Dans une première direction, toi,
moi, pour rentrer, dus prendre l'opposée.
Un appel, tournas la tête vers moi, moi vers toi,
mais un flot noir effaça ta bouche, ta voix
emportée vers l'intérieur et longtemps
plus une seule nuit je ne pensais à toi
jusqu'à ce que, contre l'asphalte,
près de moi une hurlante, une muette
contre mon épaule, une enfoncée,
une désarmée, une tête en mon sein,
je dusse chanter et chantai
vis-tu, de ma tête tu vis tes yeux dans le miroir.
Derrière nous, rétrécissant comme des lignes qu'on oublie,
qu'on secoue de sa crinière au réveil, les bandes de circulation. ‘Là-bas’
dis-tu, les pupilles s'amenuisant vite, et dehors, chavirés, ces deux-là,
emboutis l'un dans l'autre jusqu'au volant.
Si calmes, aveugles devant le danger,
si perdus l'un dans l'autre, tête baissée,
si dépourvus d'intention et sans s'écarter,
si aigus ces regards qui se dévisagent.
Traduit du néerlandais par Frans de Haes.
|
|