Segheliin. Codicologische, bibliografische en tekstkritische studie en editie
(1983)–Anoniem Seghelijn van Jherusalem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||
Hoofdstuk 4: beschrijving van hs. en drukkenVolgt nu een uitvoerige beschrijving van de uitgegeven teksten. Voor de volledigheid worden daarna ook de andere ons bewaarde Seghelijn-teksten kort belicht. Van de hs.-beschrijving wordt de bibliografie ter plaatse gegeven. Voor het pakket van incunabel en post-incunabelen zij hier vermeld dat rekening werd gehouden met de beschrijvingsprincipes uitgewerkt door Rolf TAROT in zijn artikel Probleme der Edition von Texten des 16. und 17. Jahrhunderts (in: Texte und Varianten. Probleme ihrer Edition und Interpretation. Hrsg. von G. Martens und H. Zeller. Beck, München 1971, p. 371-384, vnl. p. 374-375) en met deze zoals, mede op basis van Fredson T. BOWERS' klassieker Principles of bibliographical description, Princeton 19491, vastgelegd door Philip GASKELL, A New Introduction tot Bibliography (Clarendon Press) Oxford 1972. Voor een uitvoerige bibliografie over het onderwerp kan men daar ook best terecht (Sub V: Bibliographical Applications, p. 411-413). Uiteraard werd ook gebruik gemaakt van W. NIJHOFF en M.E. KRONENBERG, Nederlandsche Bibliografie van 1500-1540. 3 dln. (M. Nijhoff) 's-Gravenhage 1923-1966. Daarnaast werden een aantal concrete beschrijvingen van oude drukken doorgenomen, o.m. deze gegeven in de facsimile-uitgaven verzorgd door Prof. Dr. W.L. BRAEKMAN (Ufsal, Brussel), Reeks Zeldzame volksboeken uit de Nederlanden (Sint Niklaas, Danthe 1980 (I)) en de beschrijvingen der bronnen van het Roelantslied in Hans VAN DIJK, Het Roelantslied. Studie over de Middelnederlandse vertaling van het Chanson de Roland, gevolgd door een diplomatische uitgave van de overgeleverde teksten. Proefschrift R.U. Utrecht. Deel I Studie, HES Utrecht 1981, p. 30-35. Met de opvattingen van R. Resoort over het belang van de zgn. ‘gebruikssporen’ in prozaromans en volksboeken werd eveneens rekening gehouden (Spektator 6 (1976-1977), p. 311-327). De typografie werd gekarakteriseerd met behulp van J.W. HOLTROP, Monuments typographiques des Pays-Bas au quinzième siècle. La Haye, 1868; George DUNN (Woolley Hall), Photographs of fifteenth century types, of the exact size of the originals, designed to supplement published examples, with references to Robert Proctor's Index of books in the British Museum and Bodleian library, London 1899-1905; Wytze Gs. HELLINGA, Copy and Print in the Netherlands. An atlas of Historical Bibliography. With introductory essays by H. de la Fontaine Verwey and G.W. Ovink, Amsterdam 1962; Dr. E. STRUBBE, Grondbegrippen van de paleografie der middeleeuwen. Deel I. Tekst (Story) Gent 1964; H.D.L. VERVLIET, Sixteenth-century printing types of the Low Countries, Amsterdam 1968; Dr. J.L. van der GOUW, Oud schrift in Nederland. Een leerboek voor de student. Uitgeversmij. Canaletto, Alphen aan den Rijn 1978; en Hendrik D.L. VERVLIET, Post- | |||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||
Incunabula en hun uitgevers in de Lage Landen. Een bloemlezing gebaseerd op Wouter Nijhoff's L'Art typographique. M. Nijhoff, Den Haag/Boston/Londen 1979. De datering van de Gentse incunabel s.d. hebben we uit Wytze en Lotte HELLINGA, The Fifteenth-Century Printing Types of the Low Countries, 2 Vol., Amsterdam 1966. Zij wordt er met een de auteurs eigen acribie, afgeleid uit de gebruikte (door hen onderscheiden) lettertypen. Voor de identificatie van de houtsneden was er W.M. CONWAY, The woodcutters of the Netherlands in the fifteenth century, Cambridge 1884. I.v.m. de nooit vroeger beschreven (want pas later toegevoegde (in casu ingekleefde)) houtsneden in de Gentse incunabel mochten we een beroep doen op het deskundig advies van Mevr. C.H.C.M. KOK (Amsterdam-ZWO), die in verband met karakter en functie der Nederlandse incunabelhoutsneden (circa 1475-1500) een studie voorbereidt. Informatie over de respectieve drukkers werd bijeengelezen in Anne ROUZET, Dictionnaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des XVe en XVIe siècles dans les limites géographiques de la Belgique actuelle. Avec la collaboration de Micheline Colin-Boon, e.a. (Nat. Centrum voor de archeologie en de geschiedenis van het boek, Deel III), Nieuwkoop, de Graaf 1975. Haar studie vindt een voortzetting in de Annual Bibliography of the History of the Printed Book and Libraries (ABHB), ed. by Hendrik D.L. VERVLIET under the auspices of the Committee on Rare and Precious Books and Documents of the International Federation of Library Associations, Vol. 1 (Publications of 1970) - Vol. 7 (Publications of 1976) (M. Nijhoff) The Hague 1973-1978, die in dit verband de recentste periode bestrijkt. Het excerperen ervan bracht geen verdere publicaties over het door ons behandelde materiaal aan het licht. De beschrijvingen zijn chronologisch geordend naar de respectieve ontstaansdata der teksten, wat tot een enigszins andere volgorde heeft geleid dan deze gegeven in Hfst. 1, waar de teksten naar het ogenblik van ontdekking door de filologie staan gerangschikt. Men vindt dan ook achtereenvolgens besproken:
| |||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||
Een ander statuut heeft de reeds in Hfst. 1 (p. 4) vermelde 19de-eeuwse handschriftelijke kopie van de druk van 1511, met de varianten van de uitgave van 1517 (Bezitter J.F.J. Heremans), als nr. 957 geregistreerd in A. Derolez' Inventaris van de handschriften in de Universiteitsbibliotheek te Gent (Uitgaven van de Centrale Bibliotheek, Gent 1977) en hier verder niet besproken, alsook Verdams collatie van de Gentse Incunabel, in de U.B. te Leiden als hs. Letterk. 1740 bewaard, waarvan aan het einde van onderhavig hoofdstuk wel een korte appreciatie. Tenslotte nog dit: na de respectieve beschrijvingen wordt de eventuele vermelding van incunabel of post-incunabel in onderstaande referentiewerken geregistreerd:
| |||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||
|
|