Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Ick hoorde een maechdeken singhen.
Rijst wt u Ga naar margenootaoude erreuren
Ende doch niet langhere en dwaelt
Gheloovet nu Gods Ga naar margenootbSchriftueren
En op menschen ghevoelen niet en paelt
In sulck een misverstant onreene
Al van des Heeren Avontmael
Dus pijnt u daer af te scheene
Want t'is een seer groote fael.
So ghy de maniere van spreken
Al in de Schriftuere condet verstaen
Ghy en sout so langhe niet steken
In sulck een erdom ghevaen
Want om dat Christus noemt ghepresen
Int nachtmale, dat broot zijn Ga naar margenootclijf
En den wijn, zijn bloet met desen
So dringt ghy op de letter stijf.
En segt onwijs van verstanden
Datmen Christus lichaem fier
Wel etet Ga naar margenootdhier metten tanden
Lichamelick, noyt sulck manier
Waer deure ghy oock derft segghen
Dat Christus daer Ga naar margenootelichamelick is
Teghen veel gheleerde wtlegghen
En oock teghen de Ga naar margenootfSchrift ghewis.
Want Christus die seyt int clare
| |
[Folio 279r]
| |
My suldy Ga naar margenootgaltijt niet hebben siet
Want t'is noot dat ick van u vare
Anders en coemt de trooster niet
En noch stater claer gheschreven
Dat hy is ghevaren ter Ga naar margenoothrechter hant
Van zijnen Vadere verheven
Tot een voorsprake triumphant.
Also ons de Enghelen verhalen
Segghende: wat siet ghy expres
Christus die sal weder af Ga naar margenootidalen
Ghelijck hy nu Ga naar margenootkopghevaren es
Waer wt ghy mercket met dese reden
Datmen Christum hier niet en vint
Want boven is niet beneden
Dit verstaet doch wel een kint.
Dus wilt dit nu laten varen
O vrienden nu al te saem
Ick sal u hier verclaren
Neemt, eet, Ga naar margenootldat is mijn lichaem
Op dat ghy niet meer en wort bevonden
Met sulck erdom beswaert
Want ghy twijfelt wt u vermonden
In Ga naar margenootmChristus hemelvaert.
God heeft oyt ghehadt de wijse
Te namen Ga naar margenootneen dinck voorwaer
Dat beteeckent met goeden advijse
So ghy hooren meucht seer claer
Want de besnijdenisse ghemeyne
Noemt hy t'verbont menichfout
En Paulus die noemtse reyne
Een Ga naar margenootoseghel des verbonts seer stout.
Ist Paeschlam niet ten verscheyden tijden
Ghenaemt den Ga naar margenootpdoorganck certeyn
Hoe wel ick moet belijden
Niet en was den doorlijt int pleyn
Maer t'was t'beduytsel Ga naar margenootqghepresen
En dies voeren den selven naem
Also wy op ander plaetsen lesen
Dus laet u dit wesen bequaem.
Op sulcker wijse na de behoorte
| |
[Folio 279v]
| |
Wort Ga naar margenootrden Doop ghenamet cond'
Een badt der wedergheboorte
En een Ga naar margenootsafwasschingh' van sond'
Nochtans zijn ons sondighe seeren
Ghereynicht bin dit rosier
Al door dat bloet Ga naar margenoottdes Heeren
Ende den Doop ons dat inbeelt hier.
Ga naar margenoot+Augustinus seyt tot sins verbreyden
Met dees woorden autentijck
God die noemt hier sonder afscheyden
Dat tekene ende t'betekende ghelijck
Also noemt oock Ga naar margenootvIoseph ongheloghen
De seven ossen seven jaren eenpaer
Ende oock wert genoemt de Ga naar margenootxregenbogen
Godes ware verbont dits claer.
Oock wort by den Propheet als voren
De thien stucken Ga naar margenootyzijns mantels ghenaemt
De thien stammen Israels wilt horen
Dus vrienden ons niet meer en blaemt
Oock noemt Ga naar margenootzPaulus den steen warachtich
Christus, met woorden vroet
Ende Ga naar margenootat'bloet, de siele eendrachtich
Dus eenmael u ooghen op doet.
Paulus hout dese wijse van spreken
Totten Ga naar margenootbCorinthen int thiende sijn
Segghende t'broot dat wy breken
Ist niet de ghemeynschap divijn
Des lijfs Christi tot onsen behoede
Ende den gheseghenden cop certeyn
De ghemeynschap van zijnen bloede
Dus vrienden verstaet dit reyn.
Want soumen dit naer de letter drijven
So moeste de cop wesen hier
De gemeynschap voor mans en wijven
Al vanden bloede Christi dier
En so soudemen den cop moeten eten
Of drincken, soudement ontfaen
T'nachtmael Ga naar margenootcmet al zijn secreten
Dus laet sulcke dwalinghe staen.
| |
[Folio 280r]
| |
Want al neemt ghy tot u verweren
S'paus transsubstantie onreen
En oock zijn cruycen en besweren
Ghy moet van de sake nu scheen
Want een rekenmeester t'uwer blame
Die is so vernuftich een engien
Dat hy eenen penninck t'zijnder onvrame
Noemt wel t'selve datse bedien.Ga naar margenoot+
Dus wilt u onverstant verlaten
Waer met ghy versaect de Schriftuer
Als Christus menscheyt t'uwer onbaten
Ende hoort onse gheloove puer
Wy bekennen met goeden expresse
Gherechtveerdicht te zijne alleen
Door t'gheloove, Ga naar margenootdende de besnijdenisse
Ontfinck Abraham tot een seghel reen.
So spreken wy oock eendrachtich
Eerst vanden Doop, zijt dit wel vroet
Dat hy ons niet en reynicht warachtich
Maer alleene Christus bloet
Dan t'is een Ga naar margenooteverseghelinghe van dese
Ende Ga naar margenootfeen inlijvinghe in Christi kerck
So veel wtwendich wort bewesen
Dus vrienden neemt hier op merck.
Ende dat broot en wijn ons afmaelt
Dat Christus door zijn vleesch en bloet
Voor Ga naar margenootgonse sonden heeft betaelt
En so door dees spijse Ga naar margenoothelck leven moet
So moeten onse sielen certeynich
Leven door Christus ons Ga naar margenootirantsoen
En dit inbeelt ons t'Nachtmael certeynich
Naer sheylichs gheests bevroen.
Oorlof aen alle gheleerde en leecken
Ende en segt ons toch niet naer
Dat wy meer oft min houden vanden teecken
Dan ons Paulus leert seer claer
Want tis tot een middel ghegheven
Om te ghedencken Christus doot
| |
[Folio 280v]
| |
En die dit verachten, worden verdreven
Van Godes aenschijn minioot.
God werct den wille, ende t'volbrenghen. |
|