Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Vous perdez temps.
NIet alle ghelijck Ga naar margenootadie roepen Heere Heere
En sullen int rijck der Hemelen gaen, nae Gods leere
Maer die claerlijck, mijnen Vader bewijsen eere
Zijnen wille autentijck, volbrengen tot elcken keere
Want indien dach salder vele roepen met luyder kele
Heere, Heere eersame, w hebben in uwen Name
Gepropheteert, ende de Duyvelen verdreven
| |
[Folio 213v]
| |
Van my passeert, wort haer tot antwoorde ghegheven.
Die boosheyt werckt, Ga naar margenootbgaet in de helsche pijne
Van my vertreckt, sal God seggen ten dien termijne
Dus elck wel merckt, op Godes woorden divijne
En u versterckt, al metter sielen medecijne
Dwelck is Christus alleene, ghelooft dees woorden reene
En pijnt u haest te spoene, om ooc daer na te doene
Want daer en gelt, gedoot, ghebraden, gesoden
Wie onghequelt wilt zijn, moet houden Gods gheboden.
Dit claer beschreef, de Apostolische scharen
Hebt ghy Ga naar margenootcGod lief, ghy sult zijn geboden bewaren
Ioannes brief, can u van dien verclaren
Hen naeckt groot grief, die inde liefde niet voort en varen
Want sy tot allen stonden, zijn inde doot bevonden
Hierom en gelt warachtich, Ga naar margenootdniet van tgeloove crachtich
Het welc door de liefde werct t'allen tijden
Oft een nieu creatuer, dat Ga naar margenootegelt boven wet ofte besnijden.
Christus heeft claer, Nicodemo gesworen
Voorwaer, voorwaer, ten sy dat ghy zijt nieu herboren
Ghy en sult niet daer, met alle Gods wtvercoren
Comen by haer, inden Hemel, het is verloren
Ghelooft dees woorden lichte, want ten is gheen ghedichte
| |
[Folio 214r]
| |
Van menschelicke wijse, maer costelic vant prijse
Die met verstant, God selve heeft ghesproken
En hout stant, Gods Ga naar margenootfwoort blijft eewich onghebroken.
Christus die leert, ons dwoort van zijnen Vader
V haest bekeert, oft ghy sult vergaen allegader
Ghy wort verseert, niet elcken quaden misdader
Oft deucht vermeert, ende ick werde u sonden ontlader
Want de bijle op trouwen, is nu ghestelt om houwen
Aen de Ga naar margenootgwortel der boomen, voorwaer ten zijn gheen droomen
En elc boom hier, die niet voorbrengt goede vruchten
Sal God int vier, wech werpen int eewich versuchten.
Dus nu ontwaeckt, ghy die daer Ga naar margenoothligt in slapen
Niet meer en vaect, ontspringt nu wt des doots betrapen
Gods Ga naar margenootirijcke naeckt, betert u ghy Christus knapen
De Ga naar margenootkwaerheyt smaeckt, volcht den Herder als goede schapen
Tis nu de tijt, Ga naar margenootlso ick wane, van slapen op te stane
Na dwoort van de Schriftuere, de Ga naar margenootmRichter staet voor de duere
Tis veel te lanck, in doots sonden gelegen,
Tlaetste geclanc, van de basuyne is nu gesleghen.
|
|