Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijOp de wijse: Vanden L. Psalm.
HOort en verstaet ghy Vorsten over al
Stoot teghen den Ga naar margenootaprickel niet, of het sal
V swaer wesen, en ghy coemt int verdriet
Want des Ga naar margenootbHeeren hant en is vercort niet
Zijn macht en is gheen Ga naar margenootc crijchheyr principale
Noch en bestaet Ga naar margenootdin rossen groot van ghetale.
Bevers Ga naar margenooteen Ripsen, zijn de chrijchslien meest
Donder en Ga naar margenootf winden, blixem en tempeest
Haghel en slachreghen menichfout
Daer hy zijn vyanden mede benout
Noch dienen hem de steenen wter beken
| |
[Folio 141r]
| |
Hoe wildy u dan teghen hem opsteken.
Al waerdy als Ga naar margenootgSenacherib ghestelt
En als Ga naar margenoothHolofernes machtich int velt
Al haddy al de Amoriten me
En dat de Iebusiten t'elcker ste
Waren in u verbont Lantsheere
Noch waer u macht teghen hem veel te teere.
Want als hy spreect het Ga naar margenootiaertrijc voor hem beeft
Als met den Breydel dwingt hy al wat leeft
Hemel en Ga naar margenootkaerd' zijn vol van zijnder cracht
Son, maen, en Ga naar margenootlsterren heeft zijn hant al ghewracht
Met Ga naar margenootmzijn vingheren can hy de zee omvaten
En die hem Ga naar margenootnvreest en sal hy niet verlaten.
Dus Ga naar margenootowilt doch vanden boosen wech af staen
Neemt zijn stem waer, Ga naar margenootpsoo Paulus heeft ghedaen
Want blijfdy als Ga naar margenootqPharao verhert altijt
So sal zijn toornighe gramschap subijt
Als vyer Ga naar margenootropgaen, en u als hoy verslinden
En wat ghy bid, ghy en Ga naar margenootssult geen hulpe vinden. Neemt met gewelt niet meer Naboths wijngaert
Noch met vervolch Ga naar margenoottEliam niet beswaert
Om de waerheyt Ga naar margenootvStephanum niet en steent
Merckt toch hoe Ga naar margenootxSusanna onschuldich weent
David wort wt zijns Ga naar margenootyVaders stadt ghedreven
Een man na Gods hert, een Coninck verheven.
Ghedenckt toch eens dat Ga naar margenootzghy de roede zijt
Daer God zijn kinderen mede castijt
| |
[Folio 141v]
| |
En so zijn kinderen haer bekeeren saen
Wilt hyse wederom in ghenade ontfaen
Maer de roede sal hy met smaet en schanden
Met den onblusselicken vyer verbranden.
Och drijft Ga naar margenootzAchitophel wt uwe landt saen
En na Ga naar margenootaMichias woort ten strijde gaen
So suldy voorspoedich weerkeeren snel
Laet u van Ga naar margenootbBalams ezel leeren wel
Veracht hem niet al ist een plompe beeste
God begaeft dien hy wil met zijnen geeste.
|
|