Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse vanden 44. psalm. Wy hebben ghehoort, etc.
HAntwerpen rijck
O Keyserlicke stede
Niet ws ghelijck
Ghy zijt nu heel in vrede
V Cooplien al
Zijn al Ga naar margenootaCapharnaiten
Dies u Ga naar margenootbGod sal
Inden afgront versmijten
Tyrus heeft noyt ghedaen
Tgheen dat ghy hebt bestaen
Nochtans ist wel versoncken
Sydon Ga naar margenootcquaet en verwoet
En heeft noyt Christen bloet
Ghelijck ghy doet ghedroncken
V Ga naar margenootdtyrannie
Sal die niet haest cesseeren
Ga naar margenooteVerraderie
Sietmen in u regneren
V Pastoor boos
Van onser Vrouwen Kercke
Met een wijf loos
Leyt zijn valscheyt te wercke
| |
[Folio 136r]
| |
Symon is hy ghenaemt
End' twijf is wel befaemt
Sy heet langhe Margriete
Der secten Iesuijt
Die daer Ga naar margenootfbringhen altijt
Gods kinderen int verdriete.
Dit valsch wijf ginck
Met eenen dobbelen gronde
Een Ouderlinck
Groete sy metten monde
Segghende vrient
Mijn gheest is seer verslagen
Goed' raet my dient
Hoe ick God mach behagen
Ons Paep de vuyl catijf
Verdrucket my arm wijf
En ghy weet oock de waerheyt
Hoorde ick eens arm schaep
V Dienaers metten Paep
Mijn herte voer wt swaerheyt.
Christoffel cloeck
Dragende Ga naar margenootgChristum binnen
Heeft sulck versoeck
Aen ghenomen wt minnen
Tweemael dispuyt
Hadden sy met hen beyden
Den Paep de druyt
Moeste met schanden scheyden
Doe heeft dat wijf geseyt
De Paep my niet meer greyt
Vrient ick wil u aencleven
Stelt my een ander dach
Dat ick u hooren mach
Ick soecke deeuwich leven.
Daer wert gestelt
Ende eenen dach toe vercoren
Maer t'wert vertelt
Den Marcgraef van te voren
Dat hy als dan
Neerstelick waken woude
| |
[Folio 136v]
| |
En volgen aen
Daer dat wijf in gaen soude
Den tweeden Iulij vroech
Smorgens alst sesse sloech
Christoffel cloeck van daden
Quam daer als Predicant
Dat wijf gaf hem die hant
En heeft hem so Ga naar margenoothverraden
Want corts daer naer
Quam de Marckgraef bloetgierich
En vinck aldaer
Den herder goedertierich
En leyde hem stranck
Opt steen met veel tormenten
Op den Pijnbanck
Vraechd' hy na zijn adherenten
Christoffel Ga naar margenootionvertsaecht
Sprack wat ghy my oock vraecht
Vraecht my na mijn geloove
Christum heb ick bekent
Voor wien ick hier Ga naar margenoot*present
Geve mijn lof ten Ga naar margenootkroove.
V vierschaer sloot toe
Daermen hem ginck verwijsen
Christoffel doe
Seyde niet om volprijsen
Heer Schoutet ghy
Moet recht niet corrumperen
Oft ick wil dy
Voor Ga naar margenoot*God gaen appelleren
De Schoutet seer confuys
Riep, leerde gy noyt 'huys
In Bosschen en velde mede
Och ja ick sprack hy Godt weet
En my is oock seer leet
Dat ickt niet meer en dede.
De Schoutet quaet
Wilde sulcx van hem keeren
Met sConincx placcaet
Maer Christoffel vol eeren
| |
[Folio 137r]
| |
Maer Christoffel vol eeren
Sprack tot henlien
T'placcaet gheeft u gheen voordeel
Dat sult ghy sien
Als Ga naar margenootlghy sult staen voor d'oordeel
Als de basuyn sal slaen
Om loon na werck t'onfaen
D'excuse wert seer sober
Dus als Christoffel bleef
Men vierentsestich schreef
Den vierden van October.
Als hy ter doot
Zijn offer sou volbringhen
Wt Ga naar margenootmdieper noot
Sachmen de broeders singhen
De Schoutet sprack
T'sa Beul haest uwe sake
Die hem doorstack
Daer hy sont aenden stake
Als t'ghemeen volck dit sach
Het liep sonder verdrach
End' smeten som met steenen
Maer t'schaepken bleef vermoort
Verbrant en dan versmoort
Ist niet wel te beweenen.
Neemt dit voor danck
Heylighe Gods ghemeente
God sal eer lanck
Aensien Ga naar margenootnuwe vercleente
Ende Babel
Met Ga naar margenootot'sweert zijns monts verdomen
Oock sult ghy snel
By hem int rijcke comen
Dus ghy Ministers koen
En Ga naar margenootpswijcht tot gheen saysoen
Opbout Gods kercke schoone
V mont sy een Ga naar margenootqtrompet
Om te leeren Gods Wet
So crijcht Ga naar margenootrghy slevens croone.
|
|