Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse: Een Venus dierken heb ick, etc.
ACh heer hoe sietmen der Heydenen goden
Op Ga naar margenootaschouderen dragen, al om int lant
Bels Papen leeren, en bieden met geboden
Men salse eeren, als goden playsant
Waer door nu wort verduystert te hant
Den wech des levens in alder uren
Met ghewelt sy t'volck tot haren dienste nooden
Och Heere sal dit noch langhe dueren.
Sy Ga naar margenootbverchieren die graven der ouder Propheten
En snijden Beelden na t'wesen van Lien
Die doen sy eeren, gelijck elck mach weten
Met gout, Ga naar margenootcmet silver, noyt booser gheschien
Daer voren, als God Ga naar margenootdsy buygen haer knien
Die nochtans Ga naar margenootestom zijn om spreken te leeren
O wonderlick werck seer wreet en onghemeten
Nu sietmen de dooden de doot vereeren.
Vervloeckt Ga naar margenootfzijn sy, en met haer diese maken
En diese aenbeden om hulpe oft raet
Van God ghehaet, zijn sy in dese saken
Den maker en tbeelt, oock afgrijselick quaet
Sy sullen te samen int eewich verwaet
Veel straffinghe en pijne lijden
O dwalenden hoop, wilt eenmael recht op waken
Siet hoe u Ga naar margenootgHerders u leen bezijden.
O verblinde sinnen, die u soo laet verleyden
Door Ga naar margenooths'Duyvels vonden, en s'menschen opsedt
| |
[Folio 14r]
| |
En coemt in moetheyt Ga naar margenootiu redene verbreyden
Tot die gheen siele heeft, noch roerende let
Gy maect metten dooden een ydel vermet
En soect Ga naar margenootkghesontheyt tot ws ghenesen
Aen houten, aen steenen, die sy daer toe bereyden
Is dat niet wel eens Duyvels wesen.
Sy zijn van niet Ga naar margenootlwie can haer t'leven gheven
Ia die haer maken zijn wint en stof
Ydel Ga naar margenootmen boos, te samen in desen leven
Dat tuygen selve haer werckmeesters grof
Sy hooren Ga naar margenootnnoch sien, noch geven geen lof
Sy blijven so sy eerstmael waren
Sy moeten tot schande vergaen Ga naar margenootodie haer aencleven
Want t loon Ga naar margenootpder Afgoden is t'helsch beswaren.
Wildy gelijcken den Heere Ga naar margenootqalder virtuyten
Ghy Ga naar margenootraderen ghebroetsel by silver of gout
Daer alle hemels niet en connen Ga naar margenootsbesluyten
Noch ooc begrijpen zijn heerlickheyt stout
Ghy maecktse tot Godes Ga naar margenoottspijte van hout
En tot eenen valstrick alder creatueren
O wee u, en wee Ga naar margenootvghy vervloecte spruyten
Wat naect u droefheyt, en eewich treuren.
V liet Ga naar margenootxdit gheslachte, ghy Princelicke sinnen
Schout haer ghemeynschap Ga naar margenootyvreest sulck fenijn
Ontspringt den slaep, t'is tijt Ga naar margenootzwilt nu beginnen
Merct uwe weghen, oft sy recht zijn
Ghelooft gheen menschen Ga naar margenootanoch schoonen schijn
Na d'woort des Heeren richt u ganghen
Want niemant is belooft, leven noch overwinnen
Dan dien, die Christum alleene aenhangen.
Vreest den Heere. |
|