De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijVois: Wanneer men heeft geschreven.O kleine zoete Ringetje,
O weerdste Vingerlingetje,
Ag! aangenaamste Rond:
‘t Geen ooyt myn oogen zagen:
Zo, zo, met zulk behagen,
Dat 's kennelyk en kond
Voorwaar ik moet u pryzen,
Zo, zo, u eer bewyzen;
Tot in myn laatste stond,
Want gy vernieuwt myn zinnetjes,
Myn oude zoete Minnetjes,
Dat’s kennelyk en kond.
Gy zyt te wonder aardig,
Ik agt u meerder waardig,
Als hondert duizent pond:
Geen vreugt kan myn vermaken,
Zo, zo, als u genaken,
Dat ’s kennelyk en kond.
‘t Is waar daar zynder meerder,
| |
[pagina 87]
| |
Zo, zo, geen dat ik teerder,
Of wel gemaakter vond:
Zo proper, zo besloten,
Of waart ‘er om gegoten,
dat ’s kennelyk en kond.
Zo, zo, wanneer myn oogen,
U maar t’aanschouwen poogen,
Myn Hertje ryst terstond;
Myn Adertjes die springen,
Ik denk om duizent dingen,
dat ’s kennelyk en kond
Nu heb ik u behouwen,
En mag heel op u bouwen;
Als een gewis verbond,
Een teiken van genaden,
En kom niet meer te spaden,
dat ’s kennelyk en kond.
So, zo, zult gy my strekken,
En in myn hert verwekken:
Altoos een blyde wond;
En zal u gunst nooyt derven,
Maar meer en meer verwerven,
dat ’s kennelyk en kond
So, zo, vergeefsche kussen,
Gy kunt myn hert niet blussen;
Hier vind ik beter grond:
Hier keer ik heen end’ weder:
Hier streel ik op en neder,
dat’s kennelyk en kond
So, zo, ik leg verslagen,
In ‘t midden van myn plagen:
Heel flaauw en ongezond:
So, zo, wat loet ik lyen
In ‘t midden van myn vryen:
dat’s kennelyk en kond.
So, zo, gaat die niet aardig,
Ian Klaassen was het waardig;
| |
[pagina 88]
| |
dat hy die list verzond:
So zo het beste Paartje;
Ian Klaassen met zyn Saartjen,
dat’s kennelyk en kond.
|
|