De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijOp de voorgaande Vois.Het Hoepelt al wat leven,
Op Aarden is gegeven:
In Bosschen en in Zee:
En wat in ’s Werelds ronden:
daar ooyt meer is bevonden,
Ia zelfs de Gooden mee.
Iupyn dat yder wondert,
die mint al mee in ‘t hondert:
Schoon ‘t Iuno zelfs graag had;
En met zyn stramme leden;
So mint hy Ganimeden,
En wort de in nooyt zad.
Apollo Hoepelt garen,
Op het geluit der snaren:
Van Cimben of Cimbaal:
A la mode de trance,
So mint hy la Cadence,
Syn Susteren negen maal.
Mercuro snel door ‘t vliegen,
die weetze te bedriegen;
Alwaar hy maar een vind:
Men moet hem niet vertrouwen:
Hy Hoepelt veele Vrouwen:
| |
[pagina 89]
| |
En maaktze zo met Kind.
Cupido dat looze Vosje,
Speelt mee al met zyn Posje:
Schoon daar geen been in is;
dat slim en olyk platje:
Speelt veeltyds bille gatje:
Met Mamofel Iris.
Diana moe door ‘t Iagen:
Onder schaduw’ der Hagen;
Voor d’hitte van de Son;
die laat haar dapper...
Van haren frisschen moyen:
Galant Indimion.
Charon in ‘t overvaren,
Over de Helsche baren:
die mind mee wat hy ziet;
Pluto mind Proserpina,
En Lucifer Lucina;
Waarom Ian Klaassen niet.
Ian Klaassen mint zyn Saartjen,
Al wou niet Moer en Vaartjen:
Hy mind al evenwel:
Met Besem ende Raaf stok:
Verkleed hem in een Vrouws-Rok,
En speelt zo ‘t Minne spel.
|
|