De Schiedamse jeneverstoker(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Cupidoos Klagt. Vois: Ey schoone Nimph. Zo als ik lag verdronken in de stroomen, Van de vergetelbeek, En ik genoot zielkittelende droomen: Iets by my nederstreek, ‘k Ontwaakte door ‘t geklap van zyne pennen: ‘k Sag op, en ziet Cupido riep? Verbaast, zo ‘t scheen en vlugtig liep, Ia quam aan rennen Het is gedaan! ag Damon! ‘t is verloren, Sprak hy en zugten zwaar, Ik ben verkleumt, ja by na heel bevroren, Daar is myn boog en snaar, En pyl en koker nu gebragt tot schanden, [pagina 40] [p. 40] ‘t Was tyd voor my dat ik heen vloot? Of anders een gewisse dood, Sturf ‘k door haar handen. ’k Ging op uw raat in stilte haar beloeren, Doe zy lag in haar rust, ‘k Zogt doe een pyl haar boezem in te voeren, Maar zedigheit, bewust Van dees myne aanslag, ging de schigt af kaatzen, Doe viel ik aan met al myn magt, Myn dogt ik had myn wil volbragt, En ‘k ging my plaatzen. In haare eboezem maar myn heete vonken, Die doofden plotz’ling uit: Daar lag Cupido al in het ys verdronken: Met zyn verkleumde huit, Ik zoek dan bevende weer uit te breken? ‘t Lykt my des kom ik hier ag arm: Ik zie ‘t (z’ty ik) kom hier is ‘t warm: Onder de deken. Vorige Volgende