De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijOp een schoone Vois.Voor de deur van myn gemoet,
Heb ik lang genoeg staan wagten,
Liefste Lief eens open doet,
Waar is de sleutel van myn hert:
Op dat ik gezuivert werd,
Al des Werelts ydelheit,
Soete Liefje niet langer beit.
Ik heb myn voetjes net gemaakt,
Lief ik zouze weer vuil maken,
Als ik op der Aarden quam,
Ik heb myn Rok eerst uit gedaan:
Soetste Iessen hoe zal dat nog gaan,
Om die weer te trekken aan,
Liefje ik kan niet weer opstaan.
Lief olegt gy nog in uw rust,
| |
[pagina 18]
| |
Ik zoek u niet te vermoeijen,
Als het u niet meer en lust,
Adieu dan Bruit en ik wil gaan;
Het is hier lang genoeg gestaan,
Ziet ik laat u in den druk,
Vind gy my het is u geluk.
Zoete schildwagt blyft wat staan,
Ik moet u een weinig vragen,
Hoort wat ik u zeggen zal:
Is u daar niemant ontmoet?
Ag myn alderliefste zoet!
Root van verwen, als een koraal,
Zoet van wezen en zoet van taal.
Hoort hoe datze myn bemint,
Hoort de Bruid eens lammenteren,
Nu zy my straks niet en vind:
Het is de liefde die haar dwingt,
Myn te volgen over al,
Ik haar wederom bemint,
Ik myn gratie haar geven zal.
Wellekom myn waarde gast,
‘t Is geluk dat ik u vinden,
Ik zal u wel houden vast,
En niet wederom laten gaan,
Door myn luy en traag opstaan;
Maar uw minnen al den tyd,
Om dat gy myn Liefste zyt.
Elk smelt zyn wil in anders wil,
Zo vind gy tweedragt nog verschil,
Zo gaat u heuglyk te gemoet,
Wat lust, rust, deugd en vreugde soet.
|
|