De Schiedamse jeneverstoker
(ca. 1737)–Anoniem Schiedamse jeneverstoker, De– AuteursrechtvrijOp een aangename VoisIk ging hier lest uit zwieren door Amsterdam,
Het waar of ik in een and’re Werelt quam,
Ik haddet myn zelve toegezeit:
Het was om te zien zo menig brave Meit,
Tot dat ik quam aan dat Wynvat,
Daar dronken al die Hoeren haar vol en zat.
’s And’rendaags gingen wy weer na dat huys,
Daar vond ik niemant van die Speelluy t’huys:
Daar van daan nam ik myn afscheit;
Tot dat ik quam op de Zeedyk,
In het Hof van Holland vol plaizier:
Daar had ik nog de aldernieuwste zwier.
| |
[pagina 17]
| |
Veel Iuffrouwen uittermaten schoon,
Het was of zy quamen uit vrouw Venus troon,
Seer kostelyk al aan gedaan,
Met parelsnoeren om haar hals belaan:
Veel gezwier al om haar hooft,
Wie had het van zyn dagen ooyt meer gelooft.
Haar onderrokjes dragen z’ty met franjes root,
Haar neteldoekje voorschoot met kanten groot,
Zeer kostelyk al in ’t habyt:
Haar hooft rondom met krulletjes beleit,
Haar wezen schoon, haar borsjes fier,
Zy dansten alzo netjes na de zwier.
|
|