Dit is een schoon suverlijck boeckxken, in denwelcken ghy vinden sult veel schoone leysenen, ende gheestelijcke liedekens
(ca. 1625)–Anoniem Schoon suverlijck boeckxken– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
op de wijse: Puer nobis Nascitur.Waer is de Dochter van Syon
Ick soudese so blyde maken
Ick soude haer een Bootschap doen,
Van also groote saken.
Doe gingh een Maghet sware,
Te Bethlehem, daer sy doe bleef
Ende ontfingh haer kindt aldare.
Een glas al schijnter doore
Ten breeckt niet van der Sonnen
Dus heeft die Ionck-vrou na en voor
Ionck-vrou, een Kindt ghewonnen.
Een duysternis is ons verclaert,
Een licht is ons geresen,
Een Maghet heeft een Kint gebaert,
Dat dunckt my wonder wesen.
Nu is hy teder ende cranck,
Een Maghet sal hem voeden,
Wy moghent hem al wel weten danck
Van sijner grooter armoeden.
Hy toont sijn goedertierentheyt
Ny en was hy verbolghen
Hy drijft so grooten ootmoedigheyt
Wy en connen hem niet na volghen.
Maria nam hem op haren schoot,
Sy custen aen sijnen monde,
Die minne hadde sy also groot
Tot hem in alle stonde.
O Heere lof moet u altoos sijn
Wilt ons dan gheleyden,
Met die weerde Moeder dijn,
Als wy alle van hier scheyden.
|
|