produkten niet eens ekspressief aan. Door een voorafgaandelik ontbindingspreparaat dient het onderwerp van alle physioplastiese bestanddelen en perspektieviese situeringen ontheven en geadeld te worden naar een hooger ratio. Dit te veraanschouweliken is de opgaaf.
Generaalbasis der nieuwe beelding: Uit empirie heuvelt zij in metafisiek. Na pittoreske kleinkunst en toevalsemotie, ruimtelike sintese en deelachtigheid aan het albestaan.
Schilderkunst an sich openbaart zich het ekpressionism. Het objekt, dat in het tussentijdig simbolies tijdvak nog slechts relatief aanvaard werd als konkrete bemiddelaar van gemoeds- of geesteswaarden, niet als fundamenteel beginsel - ik verwijs naar het kompromis met de stof bij de allegorieën der Preraphaelieten, wordt detailvrij en in een gedachtelik verband opgelost, naar zijn geestelike pregnans opgevoerd. Tussen de reseptieve vermogens die zich beperken tot het domein der waarneming en het schilderij an sich, absoluut, ligt de uitdrukkingsfunctie. Ontvankeliken blijven voor een Kandinsky-kompositie dikwerf onthutst. Zij staan voor een veruiterliking van lyries-emotionele gegevens naar volstrekt ‘adlibitum’ volgens de intuïtieve ogenbliksingeving in kleurvlakken en lineair op doek gebracht. De eerste, nog impressionistiese afwijking van de voormalige nabootsingskunst strandde in momentindruk, toonprojectie, totaalvizioen. Hier wendt de scheppingsautonomie lijn, kleur en vlak aan naar algehele interpreteringswillekeur en gevoelsspontaneïteit, zonder gedachtelik ontwerp noch kompositoriese bezinning. Rokoko.
Het Mondrianism is een schrede in ekspressionistiese richting, niet het summum. Is, onder zijn natuurinterpretaties, de oorspronkelike (vizuele) verschijningsvorm niet herkenbaar, hij vervormde slechts tot een koloristies résumé, een kwantitatieve opname van toonwaarden, die de kwalitatieve wezensinhoud niet in relief brengt. Hij ontbindt in parsellen, die hij dekoratief samenstelt in schoonheidsordening. Estheterij zonder gedachtelike navorsing van de kerngedaante en haar gestalting. Bestendiging van l'Art pour l'Art, huldiging van immanente schoonheidsbeginselen, waarbij het ethos, hoofdoogmerk van de ekspressionist, wordt ingeboet.
Konkretiseering der stadsdynamiek formuleert de futuristiese geesteshouding. Evenwijdig met de mobiele buitenwereld ontrolt zich het geestelik dynamism in versneld tempo. Tijd en ruimte wisselen in betekenis onder de bewegingskontinuïteit der mechanica. De gigantiese krachtontplooiïng onzer grootsteden bevordert het ubiquiteitsgevoel.
Extensief in de ruimte, en daardoor intensief in de tijd verruimt zich de bewustzijnsinhoud. Ons gemoedsleven wentelt snel tussen tegenpolen. En indruk van buiten roept bij de kunstenaar een
volgorde associaties op, die als dynamies prosessus met haar evokatieve impuls te vestigen is, en die de realiteitsbestanddelen vervormt, afschaft of vermenigvuldigt, naar de leididee die hierbij optreedt. Zelden wordt hier Metzinger's ‘effusion pure’ bereikt. Meestal biedt een furisties paneel de aanblik van een konglomeraat fragmenten, in ordeloze warreling opgehoopt (Boulevard - Severini). Het apparant-bizarre, dat een leek het woord fumisterie op de tong legt, houdt hier niettemin een poging in, de esthetiese tegenwaarde van de beweging per se, wier weergave door anekdoties realism en detailopsomming zuiver ogenschijnlik zou aandoen, aan de waargenomen gebeurtenis tegenover te stellen. Ogenbliksopname blijft staties, een starre kiek. Door het vatten der interpenetrante ritmen, waardoor mensen of voorwerpen in beweging hun oorspronkelik stabiel uitzicht verliezen, wordt een simultaan totaalbeeld ontworpen.
Bij van Gogh en Cézanne kwam de breuk met het objekt an sich. Het omvormingsproses der werkelikheid naar haar kosmies-ruimtelike verhoudingen uitte zich aanvankelik in een ordening van het individuaalbeeld binnen de eenheid van de wereldidee. Voorlopig bleef de toepassing van dit beginsel formeel, dus aan de buitenwereld gebonden, maar initiaal is deze betrachting een ekspressionnisties oogmerk. Ze staat mijlenver van de objektief-naturalistiese reproduksiemethode, ontzeilt symboliese ornamentiek om bij Picasso zuiver-geestelike stijlbeelding te bereiken. Hodler is in dit overgangsstadium wegbepalend. Zijn figuren vereenzelvigen zich naar gestalte en kontoer, niet door psychiese monumentaliteit, met de ganse omgeving, neigen tot kommunie met een hoger orde: Hun wezen gaat in het landschap over. De natuur verglijdt in hen. Eerst bij Picasso wordt de geesteshouding tegenover de fenomenale wereld incisief, wijl Hodler slechts de lineaire verstrakking en kleurvereenvoudiging aanwendde.
Het gaat niet aan in dit besluit een kausaalhistoriese Iijn te volgen noch ontwikkelingstheoreties onderzoek uit te oefenen. In algemeenlijnen vatten wij dus de voorbereidingsfazen saam, die tot de ontstoffeliking van het modern stijlbewustzijn voerden:
Tegenover de analytiese izolatie van een welkdanig objekt, beschouwd door een subjektief stemmingsprisma (impressionisties voorschrift dat steeds bij de bourgeoise wansmaak opgeld doet) openbaart zich een drang naar synthetiese eenheid en uitbeelding der ruimte-dynamis. Begripsmatig, ungegenständlich tot platoniese algemeenidee geordend bij de kubisten, intuïtieve veraanschouweliking der sensatie bij kleurvirtuosen als Kandinsky (abstract lyrism, kleurvlakken), concentratie van bewegingsmomenten in synthetiese totaalindruk bij de futuristen.