Ruimte. Jaargang 1(1920)– [tijdschrift] Ruimte– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Lied van de vrede Kanongebulder en straatgezang. In 'n vuile stadsregen fiets ik door de straten, helder in 't licht van de schitterende uitstalramen. Gelaten doe ik onverpoosd m'n fietsschel gaan, en kronkel ik tussen soldaten, bourgeois en parvenu's onder glimmende paraplu's als uitgespreide vlerken van vledermuizen. Tegen de gevels van de huizen in de halve duisternis, mat van 't regenwalmen slaan de golvende galmen uit het tumult van de vredevierende stad. Op de grote mart, onder bengalese verlichting van de katedraaltoren, en de elektriese lampions van het kiosk, getemperd door neteldoeken regen, speelt de muziek van het tweede lansiers marseillaisen en brabançonne's, meegezongen met vervrongen mond door 'n oude patriot naast me, met groenomrande brokkeltanden. O de psyche van dat volk te voelen in de regenavend. Hoor het juichen, hoor het joelen! en 't klapperen van de natte vlaggen langs de gevels. De nooit rustende psyche van dat volk staat bloot en massaal als 'n grazende koe, die maalt en herkauwt, nooit moe de wijde wei verslindend poot voor poot. De oproerige psyche van dat volk hangt boven en in de stad, maar in de zijsteeg die ik binnenzwenk en waar het ruikt naar ammoniak, komen de kreten verdoven en zit het weer in z'n dageliks pak. [pagina 63] [p. 63] M'n schel blijft rustig en ik word door de laatste straten gewiegd op het stille druipen van de regen - hitteverdrijvende betting op deze straten - en 't monotone ruisen van de ketting. Nu is de laatste lantaren voorbijgeschoven. Vòòr me ligt de landelike weg. Nog even komt gerekt bazuingeschal kreunend verdoven, en ver klokkegelui sterft weg als de klank van 'n vingertik tegen kristal. Nog even klinkt in m'n oor de stem van het oudje met de groene tanden. Vòòr me ligt de landelike weg, niet zichtbaar in de zwarte korelanden, niet hoorbaar in het vreedzaam ruisen van de regen. M'n hand die schelt haakt soms in de doornen van 'n heg. Ik voel de weg, geleid door 't licht - als uit de duimpjessprook - onder de tinnen van 'n verwijderd dorpskasteel... 't Is leeg. 't Is goed. Is 't niets hier niet zoveel... zoveel... En schellend fiets ik de vrede binnen... G. BURSSENS Vorige Volgende