[Nummer 4-5]
Het princiep van de wil
Na de schok die de oorlog in de traagheid van de massa heeft teweeggebracht is een beweging, die wortelde in ettelike verschijnselen van de beloken eeuw, duidelik losgekomen: de beweging naar de harmoniese gemeenschap. Die beweging moet worden doorgevoerd. Daartoe is nodig: onze wil; een beweging steunt op de grond van de wil. Die beweging is universeel in haar geografiese en geestelike omvang. Zij is een beweging van het ganse menselik zijn, dat harmonies bevat: de lichamelike, de serebrale, de gevoelsmens. Zij streeft naar stijl; stijl in de maatschappelike organisatie: een wereldorde in plaats van de tans bestaande wereldanarchie; stijl in de integrale individuële mens, deze als steun van de eerste.
De grondslag van die beweging ligt in het Sosialisme, berustend op een ekonomies program: organiseren van de produksie, in haar middelen, in haar doel; vastleggen dus van een ekonomiese orde = een stijl. Uit ekonomiese orde rijst maatschappelike orde; uit maatschappelike orde rijst hogere etiese, kulturele orde. Trouwens, de geest die bij machte is een ekonomiese stijl op te vatten, is meer dan halfweg naar de opvatting van een kulturele, etiese stijl. Negatief, wie niet in zich draagt het begrip van een ekonomiese orde is niet vatbaar voor hogere kulturele begrippen, bezit niet de stof van een harmonies kultureel ontwikkeld mens. Die het begrip wel bevat, heeft ook de wil het tot een werkelikheid te brengen.
Aldus de internasionale, ekonomiese arbeidersbeweging, het Sosialisme, als grondslag van een harmonies kultureel ontwikkelde maatschappij, de enig mogelike maatschappij, de enig mogelike grondslag, indien hij door onze wil tot zijn algehele, logiese ontwikkeling doorgevoerd wordt. Deze beweging maakt zich los uit de tans bestaande, door de oorlog verscherpte kaos. Zij is niet mogelik zo de integrale mens er niet in gelijke tred in vooruitkomt.
Staan we even stil bij de kunst, en de rol die zij plichtmatig in de beweging houden moet. Veel wordt er geproken over aktieve kunst, volgens haar bepaling zelf: kunst die niet alleen aanschouwend is. Heel wat kunstenaars, vooral plastiese, die zichzelf heel graag ultra(-modern) noemen, zich scharen onder ekspressionisties vaandel, en het steeds hebben over subjektievisme en objektievisme, zonder het over de betekenis zelf van die woorden te kunnen eens worden, blijven steeds en uitsluitend aanschouwend, al werpen hun teorieën en hun verbeelding de stoffelike elementen (het model) in hun werk in zodanig grote wanorde. De overgrote meerderheid van de zogenaamde ekspressionistiese werken zijn niet anders dan aanschouwend, en slechts subjektief naar de vorm, een tot het uiterst gedreven, doch zuiver impressionisme, vaak gepaard met de allergrootste onmacht. Zeer gevaarlik is in die richting de ontwikkeling van een nieuw dilettantisme. De toekomst zal schiften en een scherpe lijn weten te trekken tusschen de aktieve kunst, nl. meewerkend aan de beweging tot het scheppen van een stijlvolle gemeenschap - naar het beeld bij uitnemendheid van de stijl: het heelal - bestaande uit stijlvolle mensen, en de andere, van stijlloos uiteenlopende aard, dus anarchisties, reaktionnair, aandruisend tegen hierboven aangehaalde, sterk organisatoriesdoelende prinsiepen.