Ruimte. Jaargang 1
(1920)– [tijdschrift] Ruimte– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
synthetiese vorm waarin het is vervat; 'n verzameling van korte nota's rond muziekaangelegenheden van deze tijd en in verband met de nieuwste richtingen in de beeldende kunsten. - Jean Cocteau is een dichter, daarbij een frans dichter; de korte aforismen, die het wezen uitmaken van het hier besproken werk, zijn stellig niet alle evenwichtig; naar de vorm herinneren zij aan Jules Renard's geestelike uitdrukkingswijze; naar de inhoud zijn zij een opeenvolging van heel persoonlike bedenkingen over moderne kunstopvatting in 't algemeen, raken zij sommige wel gedetermineerde gevallen als ‘Le cas Wagner’ aan, - satieren op het publiek, kritiek op de impressionistiese theorien der vorige eeuw, details over meesters van de moderne toonkunst als Stravinsky en Erik Satie. Niets minder; ook niets meer; zoek in het eenvoudig boekje niet de diepe zin van een vormelike kritiese studie; speurzin is de schrijver eigen, speurzin naar wat woekert in vals konservatisme, speurzin naar wat die mensen kenschetst, ‘qui passent pour des gens intelligents et ne font que s'incliner sur les bonnes choses’ ‘om met des te meer aplomb en kranigheid te bevestigen wat is, ‘parcequ'un musicien de votre âge - zoo luidt het in de opdracht aan Georges Auric - annonce la richesse, la grâce d'une génération qui ne cligne plus de l'oeil, qui ne se masque pas, ne renie pas, ne se cache pas. ne craint ni d'aimer ni de défendre ce qu'elle aime.’ In dit boekje, veelzijdig van opzet, spreekt zich de auteur over geen enkele thans evoluërende kunstrichting uit; een mengsel is 't van kubistiese, futuristiese, ja in algemene zin van expressionistiese wereld- en kunstopvatting: ‘ce livre ne parle que d'une école que rien ne fait pressentir, sinon les prémisses de quelques jeunes, l'effort des peintres et la fatigue de nos oreilles.’ Vooraf wordt gewezen op de synthese van onze moderne opvatting: de ontwikkeling, zo in maatschappelike als in kunstzin van het stoffelike naar het geestelik doelmatige; hoe innig die ontwikkeling in verband staat met alles wat én stoffelik én zedelik én verstandelik bestaan der volkeren uitmaakt. Heerlik klinkt het symbool uit de opdracht: - geloofsbelijdenis: ‘j'aime les Arlequins de Cézanne et de Picasso, mais je n'aime pas Arlequin’ - Arlekijn, die 'n ‘loup’ draagt en zich voor de dag schuil houdt, bont gekleurd zinnebeeld van de schijnheiligheid, lapwinkel van de alwijsheid: ‘Par contre j'aime le Coq, profondément bariolé, qui dit Cocteau deux fois et qui habite SA ferme’. De terugkeer tot de eenvoud - ‘Le rétour â la simplicité’ - is ordewoord: de eenvoud groeit, net als de verfijning, en d'eenvoud van onze moderne toonzetters gelijkt niet meer op die van de clavecinisten; d'eenvoud’ die aandoet als reactie op verfijning, spruit uit die verfijning zelve; hij degageert, kondenseert de verworven rijkdom; slechts de zin voor hierarchie bevordert een gezond oordeel: ‘Il y a parmis les ceuvres qui ne touchent pas, des oeuvres qui comptent; on peut sourire du Faust de Gounod, c'est un chef-d'oeuvre; on peut être rebelle à l'esthétique de Picasso, mais reconnaître sa valeur intrinsèque. Ce sens de la qualité apparente les artistes les plus contradictoires.’ ‘L'artiste - luidt het verder - est le vrai riche, il roule en automobile - waarop de leuke scherts: le public suit en omnibus; comment s'étonnerait-on qu'il suive à distance?’ Waarheidsprophetie: ‘La vérité est trop nue; elle n'excite pas les hommes; un scrupule sentimental qui nous empêche de dire toute la vérité en fait une Venus qui se cache le sexe avec la main. Or la vérité montre son sexe avec sa main.’ | |
[pagina 31]
| |
Het minst sympatiek doet Cocteau aan, waar hij de betekenis omschrijft van het ‘Cas Wagner’. Niet enkel Wagner, de Duitse cultuur in 't algemeen, Richard Strauss, het publiek, de methode moeten het ontgelden: ‘chez nous un jeune musicien rencontre tout de suite la lutte, c.a.d. le stimulant. En Allemagne il trouve des oreilles - plus elles sont longues plus elles écoutent. On l'adopte, on l'académise, il est coulé! - Enkel Schönberg aanvaardt hij. Zijn uitgesproken haat voor de pedaal - d.i. in de volstrekte zin van het woord het ‘tonaliteitsbeginsel’ verraadt de dweper met futuritiese theorien; dynamisme, beweging lijkt hem de genesis, de impulsieve beweegreden van de moderne kunst. Beweging, zinnelikheid, het franse motto tegenover ‘la brume trouée d'éclairs de Bavreuth’- brengt hem op het gebied van het nationalisme in de toonkunst: ‘Quand je dis “le piège russe,” “l'influence russe” je ne veux pas dire par là que je dédaigne la musique russe. La musique russe est admirable parcequ'elle est la musique russe. La musique française russe ou la musique française allemande est forcément bâtarde, même si elle s'inspire d'un Moussorgsky, d'un Stravinsky, d'un Wagner, d'un Schönberg. Je demande une musique française de France’. Het voortgaand element (het schema der opvolgende tonen) in muziek is de melodie; de terugkeer tot de beeldkunst (le dessin) zal noodzakelik de terugkeer tot de melodie verwekken. Met dit aforisme tot grondslag bevestigt Cocteau dat ‘La musique n'étant pas toujours gondole, coursier, corte raide, mais aussi quelquefois chaise’ - en om terug te keeren tot de primitieve ‘lijn’, zowel de melodiese als de rythmiese, men zal moeten dalen tot het café-chantant: ‘qui est souvent pur et qui reste toujours intact malgré l'influence anglo-américaine. C'est là qu'un jeune musicien pourrait reprendre le fil perdu dans le labyrinthe Germano-slave.’ Het gewaagde van deze stelling wordt goedgemaakt door het feit dat Cocteau het caféchantant beschouwt als een oord, waar gecondenseerd wordt ‘une certaine tradition qui, pour être crapuleuse, n'en est pas moins de race.’ ‘Le music-hall, le cirque, les orchestres américains de nègres, tout cela féconde un artiste au même titre que la vie. Se servir des émotions que de tels spectacles éveillent ne revient pas à faire de l'art d'après l'art. Ces spectacles ne sont pas de l'art. Ils excitent comme les machines, les animaux, les paysages, le danger.’ Het is onbegonnen werk lijn en eenheid te willen verwerken in die schat van aforismen. Stippen wij enkel nog aan het fel bespotte citaat uit een opstel verschenen in ‘Mercure de France’: L'artiste doit avaler une locomotive et rendre une pipe’ - gevolgd van heel het Parade-verloop en de Stravinsky-Erik Satie-geschiedenis, met bovenaan dit spirituele: ‘En art l'anecdote n'est rien, sauf pour l'artiste. “Achèteronsnous un Venise ou un pot de fleurs?” se demandait un couple. Cette anecdote nous fait rire, mais presque tout le monde pense ainsi’ - en z'n raak-vlijmende aftakeling van het publiek, van de inerte, slaperige bourgeois, die niet ziet, niet hoort, niet voelt wat rond hem gebeurt en niet ondergaat het werkelike heden, slechts terugdenkt aan gisteren en die herinnering gebruikt als wapen om te slaan op vandaag. Eigenschap: ferm, ondubbelzinnig bannen van schijn-kunst; - dwars er doorheen, rechtop, met open vizier en moderne strijdmiddelen (le public interroge: il faut répondre par des oeuvres, non par des manifestes) naar geestesverfïjning en rationeler kunstinzichten. Vive le Coq, à bas l'Arlequin!! Jan. 1920 Lc. |
|