noodzakelik onderdeel van een autonome kultuur. Deze laatste is niets anders dan de geestelike uitstraling van alle wezenlike bestanddelen van een werkelik autonoom gemeenschapsleven en zulk een volledig autonoom leven streeft de Vlaamse Beweging voor het Vlaamse volk na.
Bij dit streven heeft de Vlaamsgezindheid de Fransgezindheid tegenover zich gevonden en tot nog het onderspit gedolven. Met al haar macht drukt de Fransgezindheid op Vlaanderen en verdrukt het. Van Cauwelaert schijnt het hierin met Van de Perre oneens te zijn. Volgens hem is Vlaanderen geen verdrukt volk in staatkundige zin, maar lijdt het grotendeels aan eigen schuld (Losse bladen over Staatkunde, I, 82). Maar tegen een dergelijke voorstelling komt Van de Perre met beslistheid op. Het systematiese ontvlaamsen van Vlaanderen door de Belgiese Staat is voor hem een vorm van verdrukking en hij wijst op haar revolutionnaire oorsprong. Telkens wanneer een regering poogt, zij het door bedekte middelen, een volk een vreemde taal op te dringen en zijn eigen taal te ontnemen, is de bedoeling klaarblijkelik om het in de meest volledige politieke machteloosheid te storten en te doemen tot afhankelikheid. De mannen van 1830 hadden het er op aangelegd om de Vlaamse volkskracht in haar levens-élan te fnuiken. Met de naam van tirannieke dwang hadden zij het taalrégime van Willem I waartegen zij in verzet gekomen waren bestempeld, maar nauweliks hadden zij zich meester gemaakt van de macht, of zij stelden de taaldwang in. Zij deden het onder de mom van vrijheid: er kwam een grondwet die de taalvrijheid waarborgde, maar feitelik stond deze schijnvrijheid gelijk met de vrijheid die de arbeider onder het grootkapitalisme geniet, de vrijheid om verdrukt te worden. De verdrukking van Vlaanderen door de Belgiese Staat had hiermee een aanvang genomen en zij was het rechtstreekse gevolg van het welslagen van een revolutionnaire beweging waardoor een machtsverschuiving naar onvlaamse kant voltrokken werd. De Staat drukte voortaan met zijn instellingen op het volk want het Staatsbestel was van de Vlaamse volkswerkelikheid geabstraheerd, het was verkeerd ontworpen en opgezet.
De Belgiese instelling waardoor Vlaanderen het ergst in de verdrukking geraakt is, is het Parlement. Zolang het parlement naar het cijnsstelsel samengesteld was, kon men zeker niet zeggen dat het de volkswil uitte. Een plutokratiese oligarchie inspireerde de wetgeving en de grondwet was eigenlik slechts voor deze minderheid een realiteit. Men zou kunnen beweren dat de parlementsleden veeleer benoemd dan verkozen werden. Het België uit het bloeitijdperk van de uit het cijnsstelsel gesproten regeringskaste valt buiten de lijn van de nationale opgang van Vlaanderen. Naarmate het kiesstelsel gedemokratiseerd wordt, treedt hoofdzakelik pas met de jaren negentig een kentering ten bate van Vlaanderen in, maar nog steeds blijft dank zij vooral het hoofdvak (list vote) de oligarchiese wezenstrek de partijen eigen en in de politiek nawerken. Kan ooit wel, twijfelt Van de Perre, een volmaakt kiesstelsel gevonden worden waardoor de volkswil precies tot uiting komt? De betrekkelikheid van het parlementaire instituut ziet hij helder in. En inderdaad algemeen wordt tans toegegeven dat de parlementaire machine al een zeer onvolkomen demokraties werktuig is: op zo geheel bizondere wijze kan ze gehanteerd worden! Laat het kiesrecht nog zo demokraties wezen, wie maar de pers in handen heeft, kan zijn wil aan de kiesgerechtigden suggereren en wie maar de kontrole over de instellingen bemachtigd heeft kan achter de schermen door niet-konstitu-