| |
| |
| |
Drie gedichten
Terras bij de stroom
De avend prevelt een vreemd verhaal,
tolk van ordeloos stadsgebeuren,
driftsteigering, hoogtij der lusten,
heidens overspel van geluiden en geuren,
vervroomd tot wondere fabeltaal.
Een demper plooit de geruchten milder:
orkestrionkoorts rilt uit de straatravijnen der lupanarwijk,
daarin de breeknoot, een sireen plots, panschalmei
over de eeuwige deining van een zondronken vallei,
saam met het heimatslied van de bootsmaat in de wind verweven,
die door herfstige bomen vaart, langs de stroomdijk.
Czardas, barcarolle, uitheemse wijzen
verglijden van 't krozig staketsel, daar vedelt een strijkje tziganen
de uitvaart van halfvergane
kleurschakkeringen en tonaliteiten, vervloden pracht,
die bij haar intocht de nacht
in haar malvige majesteitsmantel zal tanen.
Weids-irreëel de grot van parelmoeren lichtschelpen,
met miriaden tot snoer geregen sterren,
wen vormen, lijnen, tinten, kleuren en geuren in elkaar overgaan, wen alles huwt
door de bries begeleid, die in de meersels der steamers luwt,
maar, dominante, de machtige golfslag van de stroom!
O, godvruchtpsalm, onderlijnd door het misties orkest
dat neerorgelt uit een overaards gewest,
wen tokkelen eoolsharpen, stréling van het windlied
diafane gestalten aan 't zweven, Orpheustocht, over landouwen in doom.
De linie der huizen deinst ontzet.
Eén maat, één beweging, kosmies kadans.
| |
| |
Niets is zichzelf meer. In de onmetelike ruimte rijst alles herboren
door de tij der impulsen gelouterd, puur aan zijn schaduwverschijning naar voren.
Dit lichtland, ons geweten bevrijden,
alle machtbegeren, logen en waan
omzetten in opperste deemoed: kommunie met het albestaan
| |
Vertwijfeling
zo omsnort me de rondgang van 't uiterlik gebeuren.
O geest-nomade, ten dool, ten dool,
langs camouflage, langs travesti van vormen
o folter van wat reëel is,
o bar geweld van de schijn.
Opgaaf is, te bevroeden, te peilen
door tastbaar verschijnen nader en nader,
de zin van het mistiese kabbala der dingen.
Wij, zieners naar 't kernwezen der geheimenis.
Lasso de horizon. Mijn strot omstropt.
Dwaas, wil je aan de doodloop der dingen tornen,
ten zoektocht tijgen naar de eeuwige Wel,
Pleng de schamele offerande
deemoedig, gevouwen de handen.
Berust gelaten in 't schiksel der nornen.
| |
| |
| |
Credo
Wonder is de ziening in het veelvormige leven,
Kaleidoskoop aan der zinnen overzij.
Ik ben in u, gij zijt in mij.
Uitwendig geschieden ontschorsen
van de hulzen van het toeval,
biedt kosmiese orde te vorsen
opperste eenheid in 't heelal.
Hij, die grenzeloos overging in der dingen essens
schiep zich tot wereldminnaar vroom en intens.
Broederen, eigen doorgronding, eigen begrijpen,
absolute liefde, drijft wat dor is buiten ons, als kiem in de binnengaarde,
doet het gedijen en rijpen
Ons de missie, wij uitverkoren
de beschaduwde tuin der instinkten te wieden,
en verreind aan de goddelike zoen van het licht te bieden,
aards voltooid, hemels herboren,
Hossanah, leven, wees geloofd!
|
|