| |
| |
| |
De klucht der vergissingen.
Overwegingen bij kunstmanifestaties van heden.
Geen kunstbewegingen zijn vroeger oud, dan waar jongeren deze zoeken te eterniseeren, nadat ze slechts van het gehalte bleken te zijn van een overgangsmiddel en niet tot modern-klassicisme bestemd bleken.
De grootheid van Walt Whitman huist niet in zijn ontdekken van de nieuwe levensbeelden die de mekaniek, de electriciteit en al de uitvindingen van zijn tijd oproepen. Zijn grootheid heerscht door zijn klassisch-humaan zijn. Van de diepere inwerking op verstand en gevoel dezer nieuwe levensbeelden geeft hij nog niet de essence. Daartoe zouden jaren van vergetelheid ten opzichte van het verleden, jaren van wisselend ingroeien van object op subject en afslijten van atavische nawerkingen noodig geweest zijn. Zijn wekkend modernisme slaat op de uiterlijkheid der dingen vooral.
En nu is het zoo typisch vast te stellen hoe gansch een jonge vlaamsche dichtersgeneratie, die dit modernisme tot een lyrisch procédé verklaarde en als dusdanig poogt te verwerken, er niet verder mee kan.
Zij mist den levensadem, die liefde en lijden, doorleefd met schokken van lach en tranen, brengt aan wie leeft voor het denken en denkt voor het vastleggen in vormen
| |
| |
van gevoel en gedachte. En zoo worden zelfs de schoonste formules voor nieuwe vormen oudbakken. Zoo herinneren we ons dan ook, waar dit pas geeft, al te dadelijk en te scherpzinnig dat vrije verzen nu juist van gisteren niet zijn. Vorm om den vorm is al even holle bluf, als kunst om de kunst.
Veertig jaren na Walt Whitman - die ten andere reeds door de nu door de jongste vlaamsche dichters voor oud steen begekte Van Nu en Straksers, dertig jaren geleden, voor Vlaanderen werd ontdekt - zit men nog vast aan het bloot vernoemen, zonder openbarende deductie, van kinemas, transatlantiekers, telegraafpalen, vliegtuigen enz. Want ter uitzondering van Paul van Ostayen is daar nog geen, die als hij poogt te diepen naar de wisselwerkende aandoeningen van deze uiterlijkheid op de innerlijkheid, en omgekeerd.
Daarom is het zeker moderner - wreede en vervelende bepaling van de wijze waarop de opvolgende generaties de voorgaande generaties pogen te worgen - in gebonden vorm het saphisme van dezen tijd aan de oude Sapho te toetsen, dan maar schijnbaar nieuw te zijn met nuchter in den verouderden vorm van vrije verzen nieuw gespelde woorden en bepalingen van alledaagsche nieuwigheden (rayon des nouveautés) in te voeren, er zich verder bij bepalend oud-romantisch van stemming en gevoelerigheid te doen.
Erkentelijkheid betuigend aan de Dada-beweging, zegt Jacques Rivière in de Nouvelle Revue Française: ‘Même quand ils n'osent pas franchement l'avouer, les Dadas continuent de tendre à ce surréalisme, qui fut l'ambition d'Apollinaire’ en verder nog: ‘Il y a longtemps déjà
| |
| |
que cette idée est infuse dans l'esprit d'un grand nombre d'écrivains, que la littérature se ramène à une extériorisation pure et simple d'eux-mêmes’. In het sensitivisme van Herman Gorter, zooals in het expressionistisch proza van Jacques van Looy, twee onzer groote, nog te weinig als dusdanig bepaalde voorloopers, beleven we, met vorm en inhoud, ongemeene tochten in het superreële en het subconsciente, diepste diepten van hun tijd en van alle tijden. En dit zijn dan ook misgreep en fumisterie: dat zoovele naar nieuw-zijn strevenden vastzitten aan nieuw-doen en met de schijnbare excentriciteit van een vorm, die slechts wat woorden afficheert op plaatsen en oogenblikken waar men niet gewoon is deze te ontmoeten, wat afgedankte en slaafsche gevoelens of weëe stemminkjes bedekken. Ik meen: elke nieuwe geboorte moet gebaard worden allereerst uit nieuwe gedachte, en den vorm er aan te geven, is meer eene nieuwe noodzakelijkheid dan een esthetische behoefte. Bijna een halve eeuw na Walt Whitman nog steeds niet verder zijn met de evolutie van het tijdsgevoel en de eraanpassende gedaante, c'est à faire pleurer Blaise Cendrars et ses sept oncles...
***
Zoo ook in onze schilderkunst. Op het oogenblik dat de kunstevolutie die men het cubisme heet, triomfantelijk wordt afgesloten door de schilders die er triomfantelijk uittreden, wordt door heel een jonge schildersbent het cubisme ontdekt als een nieuwe te volgen richting.
Het cubisme als gedisciplineerde, aan stijlwetten gebonden beweging, heeft aan gansch een schildersge- | |
| |
neratie nieuwe leer en nieuwe inzichten gebracht, voornamelijk betreffend de constructie. Het is geweest als 't ware het invoeren van een revolutionneerende architectuur tegen de oude gebouwen, waar werd voortgepeuterd aan uitgeschilderde procédés, aan de versletenheid van anatomisch en luministisch impressionisme en aan de academische dogmas over vorm, kleur en perspectief die, trots alles, van het impressionisme de zwijgende en gecamoufleerde ‘première couche’ vormden.
Naar de verklaring der cubisten zelf over hun intenties, bij het vormen tot een school van het cubisme, is het duidelijk dat dit prediken en betoogen wou een revolutie van den vorm in strenge en noodzakelijke eenzijdigheid. En waar deze leering aan groote en grootsch-begaafde kunstenaars voltrokken werd, hand, oog en geest vormend, begon de persoonlijkheid te strijden en te breken met deze vormen, die geen uitweg laten op anders dan op... vormen, zùlke vormen. Zoo groeiden er het allereerst uit zij zelf die zich deze wetten tot vorming hadden voorgeschreven: Picasso, Le Fauconnier, André Lhote, Derain. En zelfs bij de cubisten, die hopen hun discipline van den vorm te kunnen voeren tot een sociale samenhoorigheid ten bate der toekomstkunst, leeft de zekerheid dat het cubisme zooals het zich tot dusverre voordoet slechts nog bracht de grondstof tot verder bouwen.
Zegt Albert Gleizes niet in zijn brochuur Du cubisme et des moyens de le comprendre: ‘C'est pourquoi ce qui fut appelé cubisme apporte les éléments de ce que sera demain la grande peinture décorative, au même titre que sur les lois du pont de fer on bâtira la cathédrale future...’
Nu zou het juist zoo'n geluk zijn onze jongste schil- | |
| |
dersgeneratie te zien profijt trekken uit deze evolutie en de theoretische en practische gevolgtrekkingen die zij oplevert. Maar in plaats hiervan en liever dan zich tot onmiddellijk doel te stellen hoe hiermee verder te bouwen, beleven we het dat een gansche keur dezer jongeren terug het cubisme zoekt binnen te geraken, al moeten deze daartoe gebaren te klimmen... over gesloopte muren.
De groote vragen na het cubisme waren: wordt de kunst, begaafd nu met de vermogens van karakteraanzettende deformatie en vereenvoudigende en synthetiseerende waarheid, staande boven de platte realiteit, abstracter of algemeener, subjectiever of objectiever, individueeler of socialer? En hoe ook, naar instinct of redeneering, naar psychischen aanleg of cerebraal willen, naar voelen of begrijpen, de zoekende kunstenaar zijn weg kiest, deze kan niet terug dan op risico van zelfmoord, naar de formules van het cubisme, dat zich zelf brak om niet te versmachten in de slechts tot loutering, staling en vernieuwing van uitdrukkingsmiddelen geschapen tucht.
Hetzij men al 't akkoord hoopt met Gleizes: ‘Une grande époque de rebatisseurs s'ouvre pour un monde régénéré dans sa structure matérielle interne, et une coopération étroite s'établira entre tous les facteurs dispersés qui croient malheureusement encore dans l'isolement et l'indépendance de leur manifestation’; - hetzij men niet gelooft aan geschoolde toekomstkunst, eenerzijds omdat na geordende levensregeling de wedstrijd tusschen de genieën heraanvangt, (tout recommence après la fin,) anderzijds omdat stijl en school slechts training en geen boeien nochdoode doel mogen worden, alle persoonlijkheid en dus ook alle drijfveer tot uiting kluisterend; - hetzij
| |
| |
men nu met 't nieuwe bouwmateriaal ook het eigen aanvoelen van nieuwe werelden wil bouwen, tot een gansche individueele en subjectieve uitdrukking van leven, grooter dan het zichtbare; - hetzij men in volledige abstractie wil aantoonen dat elke concentratie, elke synthese van de levensbeelden een herschepping van het leven zelf bedoelt, tot de wondere grootheid van een wereld; om het even: alle zoeken en betrachten moet gaan niet om den vorm, niet terug naar den nieuwen noch den nieuwsten vorm, maar bij middel van dit nieuwe middel naar andere middelen, om te komen tot de volledigste, klaarste, zuiverste en diepste uitdrukking van 't leven op het oogenblik zelf dat het in voortdurende hergeboorte geboren wordt, menigvuldig, telkens anders.
***
Maar juist de onmiddellijkheid en de dynamiek van het moderne leven, eischen waar we het vastleggen willen in een synthese, expressiever middelen van uitdrukking dan geometrische, zoogoed als dadelijker en losbandiger middelen dan academische. Waar we omwille der noodzakelijkheid en om het bewijs dat verouderde vormen het zicht van nieuw leven in misvorming uitdrukten, primitief-verjongde begrippen huldigen, kan echter evenmin de synthese der dingen noch aan kleur noch aan vorm, hoe deze ook op zijn eerlijkst gevolg kunnen zijn van nieuw stijlbegrip, vastgelegd worden. In dit geval ware de duidelijkste en eenvoudigste synthese van een stad het opschrift DE STAD doorheen een doek waarop, als in een monsterboek, al de kleuren die het palet maar
| |
| |
bieden kan naast elkander liggen. Of dan kon de synthese van zonnelicht nog eenmaal en voorgoed in kleur gezet worden door den best overtuigden en niet door den grootsten visionnair?...
Synthese in vereenvoudigden, geometrischen stijl uitgedrukt, wordt herleid tot gegeven, verlaagd tot droog en dor schema, want alle geheelde leven, hoe geconcentreerd de visie ervan ook weze, kan slechts zijn som vinden in deformatie, aanzetting of decompositie van het karakter en niet in afwijkende en misvormde herleiding van den blooten vorm tot rekenkunde.
Een schilder met zenuwen en hersens kan gerust verrukkelijk en doelloos tooveren en fantazeeren met lijnen en kleuren, onvatbaar voor anderen dan hem zelf, zooals de virtuoos zijn losse en vrije verbeelding kan laten dwalen over de toetsen van het klavier, in ongebonden vingering, zwak-gevoelig gevoed door een geest die zich geen andere moeite geeft dan te laten komen wat komt, te laten dwalen wat dwaalt.
Maar zooals de virtuoos bij de eerste sekonde van grijpen naar een motief dat hij gaarne tot een geheel van uitdrukking wou binden, zijn wetten vindt tot in het opstellen der dissonances, zoo ontdekt de schilder zijn dwingenden vorm van expressie, waar hij meer wil bedoelen dan spel van lijnen en kleuren. En drijft hij al zijn exces van vormenspel en kleurgedoe verder, met de verwaande hoop op een synthetische uitkomst, die ten slotte nog slechts een abstracte reactie is op abstract zien, dan gebeurt het, dat hij, die bijvoorbeeld naar een schilderij van Gustave van de Woestijne het woord literatuur slingert (een miswoord bij zulke plastiek), bij zijn eigen voortbrengsel
| |
| |
eerst de aandacht wekken kan door toevoeging van uitleg en verklaring, erger dan de schoolmeester doet, met zijn stok stippelend over de nieuwe kaart van Europa. Dat is éérst literatuur!
***
En er is nog erger verwarren. Men maakt een verduistering van het huidige gemeenschapsgevoel, ten opzichte der nieuwe en komende sociale tijden, deze ten bate van een zoogezegd gemeenschaps-ideaal, gene ten voordeele van zijne theorie over kleur en vorm, sommigen wel, hoe paradoxaal het ook klinke, met beide doeleinden gelijktijdig voor oogen.
Ik geloof aan de verbrokkeling van het individueel voelen, in het verscherpen van het subjectivisme naar het abstracte toe, in de isolatie van het scheppingsvermogen, desondanks en misschien juist door het snelle groeien van den massageest naar tijden van maatschappelijke gelijkheid.
De sociale ommekeer van heden is slechts een sneller revolutie, - bevorderd door het onmenschelijk lijden dat de kuddegeest gedurende de oorlogsjaren tot straf en ontwaking heeft doorploeterd, - dan de langzamer omwenteling van kapitaal en arbeid die met de ontwikkeling van het mekanisme is begonnen, jaren geleden. Het ideaal eener toekomstmaatschappij is nog even goed op materieelen welstand buitend als voorheen, toen de evenwichten en de sociale verhoudingen nog niet zoo naakt uit elkaar bleken te liggen. Alleen zijn politische en economische organisaties die toen de socialisatie der levensuitbatingen beoogden, nu in staatsmacht verzeild, terwijl in hun plaats is gekomen een meer intellektueel
| |
| |
leger van gewekten dat, alhoewel hopend op een moreele verheffing van het menschdom, ook dit ideaal moet afhankelijk maken van ekonomische hervormingen.
Maar dit streven is daarom niet een mystiek-geloof dat brandt in de geesten en harten, zooals eens de kultus voor uiterlijke schoonheid bij de Grieken. Het is onderworpen eerder aan een kommervollen strijd, waarin de elementen tot aanval en verweer uit dezelfde stof gekneed zijn als de bestanddeelen eener uiteengerotte samenleving, die voor 't geluk der toekomst hoeft vernietigd.
Gorter en Henriette Roland-Holst hebben niet op het intellektueeler worden van de proletarische actie gewacht, om het vraagstuk te stellen van kunst voor het volk en voor het sociale ideaal. Want hoe men nu ook tracht aan het groepeerend pogen van zekere sociaal-bewuste kunstenaars een theoretisch klinkende benaming te geven, hun uitdrukking van sociaal-menschelijken verheffingsdrang komt op hetzelfde neer. Achter het masker van nieuwe formules steekt hier dan ook de nietnieuwe tendenz naar gemeenschaps-en toekomstkunst.
Onderwijl poogt een verkrachting der gemoeds- en geestessnaren - die met te veel wil en te weinig gave naar humaniteits-en wereldgevoel tracht - nu zelfs ook de middelen tot uitdrukking te socialiseeren, niet tot vatbaarheid voor iedereen, maar tot in het bereik van ieders kunnen! En hier is dan de tegenstelling van tot de uiterste abstractie gevoerde uitdrukkingen, in vormen bijna alleen nog vatbaar voor den schepper, en die toch moeten zijn de factoren in dienst van het gemeenschaps-ideaal!?
De universeele essence der hedendaagsche kunst is
| |
| |
noch gebonden aan den harden strijd voor een ideaal van menschelijkheid, noch aan een veralgemeening van schoolsche uitdrukkingsmiddelen. Zij is gekenmerkt door een bevrijding van het eeuwige ik uit de gevangenis van verouderde begrippen. En zij heeft naar den vorm slechts dit algemeen kenteeken: een herboren en primitief aanschouwen, vatten en vertolken van alle werelddingen en van den menigvuldigen tijdsgeest.
Johan Meylander.
|
|