| |
| |
| |
Op den rand
Pastiche en parodie.
Marcel Proust heeft in zijn studie over Flaubert terloops heel de philosophie van het pastiche saamgevat. Het vrijwillig pastiche is de uitbeelding van den klank dien een werk in ons nalaat. Is dus alleen denkbaar het pastiche van werken die klank kunnen nalaten, die als door den druk der groote pedaal een tijdje in ons blijven zingen. De pasticheur is zóo meegesleept door het rhythmus van den stijl dat hij de golvingen nog een poos in hem voelt deinen. Type: de Pastiches van M. Proust op Saint-Simon, Flaubert, Renan, Michelet. Ik stel mij voor dat in een fijn georganiseerd oor Van de Woestyne's zwoele orkest of de oude melancolieke piano van Loveling nog lang muziek kunnen maken. Het pastiche is een hooge literaire functie. De parodie daarentegen is een grap, waartoe joodsche handigheid en een dosis mindersoortige spotgeest noodig zijn. De parodist bootst na zonder eenige beweging uit te drukken. Hij caricatuureert omdat niet de hartslag hem ontroert, maar de tic. Hij kiest niet; hij grist zonder onderscheid: Balzac en Gyp, Shakespeare en Conan Doyle. Je moet maar durven. Men gaat er op den duur nog mee glimlachen en voelt zich ook een beetje ploertig worden: Type: de farcen van Reboux et Muller: A la manière de...
| |
| |
| |
Romantiek.
Gij kent natuurlijk het Vaarwel van Moritz von Schwind. Zomerdageraad. De koer van een oud gasthof. Van een oud gasthof, waar gister avond de gasten geluisterd hebben aan den haard, naar de legende van den Hertsgulden, of die van den Glaskoning of de historie van den bultenaar van Bassora. Nu gaat het weer dag worden. Achter het muurtje van de koer, het donkere woud, en daarboven in de boomen, de bleeke maansikkel. Op den drempel van het poortje staat een jonge man. Breede vilten hoed, reiszak op den rug, den espenstok in de vuist. Hij ziet er uit als een Hegeliaansch student die nu verder reizen zal; hij keert misschien nooit terug; misschien ontdekt hij toch het blauwe bloempje. Hij blikt lang omhoog naar het dichte venster van een kamerken. Herinnert gij U de Gesänge der Frühe? Zóo klinkt dit Vaarwel. Zoo rustig, zoo kuisch, zoo droef, en met een toetsken van die goeie, oude wereldsmart...
| |
Zingende torens.
Eens kwam ik in een oud stadje in het land van Artois. Het was marktdag. En onder haar witte en blauwe tenten schetterden de wijven, en wat verder stonden de goede lieden rond een liedjeszanger met éen oog, en het rook er naar versche groenten, en kaas, en saucijzen. En een bruine man wandelde rond met een dansende beer. Op de markt staat een klein belfort, en boven hangen aan den buitenkant vele klokken van diverse grootte en een geheel regiem kleine bellen. Daar klonk opeens een klok, een kwint
| |
| |
sprong bij, de bellen begonnen te rinkelen, al de zotte klanken werden zoo maar door elkaar geklutst, en zij preludeerden al te saam een tijdeken alsof ze niets anders te doen hadden. Toen ging er een deurken open, tusschen de klokken in. En er stapte een manneken naar buiten dat een pruik droeg, en een steek en een speeldegentje, en het had fraaie kuiten. Het had een lang gezicht en keek zeer verbaasd. Hij begon de maat te slaan met houterige schokskens, lijk de poppen op de moord-orgels in de kroegen der oude havenbuurten. En toen begon er een oud dwaas vooisken, uit den tijd dat er nog reuskens waren die glimlachend statige sarabanden dansten. Het was een liedje zonder de minste beteekenis, en zoo onvergetelijk als dat wijsje uit de speeldoos van weleer, die altijd te vroeg weggesloten werd. Het dansje sloot op een vastberaden accoord, en het manneken keerde zich om en stapte zijn deurken in. En al de menschen schoten in een lach. Het is lang geleden, het was zoo'n klein stadje. Nu zingt de toren niet meer. De beiaard wordt er bespeeld. Het zijn heusche recitals, en men kan er de wijs noot voor noot volgen, de Treurmarsch van Chopin, en Anges purs, anges radieux.
| |
Bij Marcel Schwob.
Het voorwoord van Coeur double dagteekent van 1891. Het bevat de geheele kunstphilosophie van Schwob en eenige merkwaardige voorspellingen, zooals deze wonderbare ziener er vermocht te'doen. Dit kleine boek is gebouwd op de idee dat de polen van het hart in het Ik en in de Menschheid liggen, dat de ziel gaande is van genen naar dezen pool, van de ontwikkeling van haar eigen leven naar die van het leven van allen. Het
| |
| |
is een lange, langzame weg dien de ziel volgt van den angst naar de erbarming; van den angst, - die de vreeze is van het levensegoïsme, naar de erbarming, - die eerst los komt door het concreet-maken van den angst bij de arme lijdende schepselen. En toch, - in dit zeer zeldzame boekje, supérieur als vertel-kunst, wordt Schwob door zijn scherpe analytische faculteit verschalkt. Uit die te theoretisch, te a-prioristisch geconstrueerde bladzijden blijkt eens te meer hoe groot en ongeëvenaard de kunst is van Edgar Poe. Bij Schwob zien wij door de mazen heen het letterkundig procédé. Maar Poe alleen weet u ongemerkt in zijn mazen te vangen. In l'Homme voilé, in Le train 081 merkt gij toch dadelijk waar het mysterie moet aanvangen, terwijl gij langzaam en stellig door het mysterie omsponnen wordt in The gold bug, tot gij in uw kamer begint rond te kijken of er ook iemand is, al weet gij dat er niemand is. Poe is als een heer in het zwart die een fait-divers begint te vertellen lijk een reporter zou doen; hij vertelt een banaliteit uit de annalen der misdaad; en gij luistert beleefd toe tot gij u eensklaps niet veilig meer voelt en niet meer weet of gij dien reporter voor u hebt, of een gek, of een moordenaar. Het grijze mysterie dat ligt in The murders in the rue Morgue, in The facts in the case of M. Valdemar, heeft Schwob niet bereikt. De studie der modaliteiten van den angst door de eeuwen heen, van den moord op de amber-vrouw in het vóorhistorisch paal-huis, tot in het avontuur van den jongen apache die zoo'n scherpe visie van zijn lot heeft in de loods der guillotine, dat chronologisch procédé stamt uit de Hugo-romantiek, uit de Légende des siècles, uit Michelet, uit Paul de St-Victor. Natuurlijk zijn de meest aangrijpende bladzijden precies diegene
die het minst opzet vertoonen, Les Moissons sabines b. v. waaruit zulk een zaligheid en
| |
| |
zulk een weemoed gaat, als uit René Ménard's Rêve antique of Age pastoral.
***
Gekweekt in de school der hooge romans die de crisis van lichaam en ziel het sterkst gezegd hebben, wist Schwob in de dagen van het nog zeer fel laaiend naturalisme, de onmacht te bewijzen om de synthese in de kunst te bereiken zoolang zij zich richten blijft op de wetenschap. Gevoed met het merg van het Sumposion, het Satyricon, Don Quijotte en Tom Jones, heeft hij gezien dat de wetenschap gaat naar de inductie en de literatuur naar de deductie, en dat synthese niet hetzelfde is als de opsomming der bijzonderheden. Niet moeilijk is het algemeene ideeën te trekken uit de gelijkenissen van verschillige momenten, en stellig is het gemakkelijker banale abstracties te scheppen zooals Le Ventre de Paris, dan de zeer diverse avonturen te leven van de gasten van Trimalchion. Het wordt met den dag duidelijker dat wij minder belang stellen in de psycho- of physiologische redeneeringen der letterkundige geneesheeren, dan in de alleenspraken van een piraat in het roef van zijn schip, of in de taal der naaktridders langs de heirbanen van Picardië. La vie n'est pas dans le général mais dans le particulier; l'art consiste à donner au particulier l'illusion du général. De zwakheid van den zg. modernen psychologischen roman is, dat hij zich beroept op de wetenschappelijke methode en dat mathematische en natuurlijke wetten herleid worden tot literaire formules. De gedachte dat de kunst het algemeen zoekt door het betrekkelijke, beheerscht ook de biographische kunst van Schwob. Nooit werd de kunst der levensstudie zoo sterk gefor- | |
| |
muleerd en de meest classieke models, zooals Boswell's Life of Johnson zijn maar gelatine-achtig naast de gouden korrels der Vies imaginaires. De kunst beschrijft alleen het individueele. Niet de algemeene denkbeelden hebben belang, maar de bijzonderheden van het
lichaam en van de ziel: dat Erasmus geen visch lustte, dat Spenser een kleine man was met kort haar, en een klein kraagje en kleine manchetten droeg. De Levens van Schwob zijn toepassingen van die theorie en men kent zijn historische en onbekende duistere figuren: Cyriel Tourneur en Katherine la Dentellière, Erostratos en Captain Kid. In éen enkel trek zet hij zijn menschen vóor ons: Pétrone était petit, noir et louchait d'un oeil.
***
Als de kunst licht en helder zal zijn, als wij ons zullen ontlast hebben van de natuurkundige experimenten, dan zal de avontuur-roman weer in eere komen, in den hoogen zin des woords, le roman des crises du monde intérieur et du monde extérieur. Het is bijna zeker dat Schwob, wiens geest zoo zeer in het teeken stond van De Foe, de supérieure avontuur-roman zou gewaagd hebben dien hij nu meegenomen heeft in zijn graf op Montparnasse. Schwob heeft de herleving van den avontuur-roman voorspeld; hij die te midden van het symbolisme gestaan heeft met Le Livre de Monelle, heeft zeer helder gezien dat de dingen hun werkelijkheid zouden herwinnen en dat de wereld weer iets anders worden zou als een tapijt bestikt met een mooie legende. Anderen hebben er op gewezen wat er voor hem weggelegd was, niemand minder dan Robert-Louis Stevenson die hem schreef in zijn Vailima-letters: ‘Vous avez encore à nous donner - et je l'attends avec impa- | |
| |
tience - quelque chose d'une plus large ouverture; quelque chose où règne la lumière du jour, non celle du crépuscule; quelque chose où se voient les couleurs de la vie, non les teintes plates d'une enluminure d'église; quelque chose qui sera dit avec toutes les clartés, toutes les trivialités du langage, et non chanté ainsi qu'une berceuse à peine articulée. Cela, quand vous en serez à nous l'offrir, ne vous causera pas à vous-même autant de plaisir, mais satisfera les autres davantage. Cela sera plus sain, plus terrestre, plus nourri, plus ordinaire - et d'une moindre grâce, et peut-être même d'une moindre beauté. Nul mieux que moi ne sait qu'il nous faut, à mesure que nous avançons dans la vie, laisser là agréments et gentillesse. Nous acquérons des
qualités, ce n'est que pour les perdre; la vie est une série d'adieux, même en art; et même nos progrès sont éphémères et caducs.’ Er is thans een stelligheid en een geestelijke voldoening die, over de romantiek heen, zich vastknoopt aan de Méditations van Descartes. Geen droomen meer, maar elementen in volle werking. De avontuurroman zooals Jacques Rivière hem gedefinieerd heeft, le récit d'événements qui ne sont pas contenus les uns dans les autres, le roman qui s'avance à coups de nouveauté, - wij bezitten hem; le roman, gros comme Monte Christo, zwart van kleine tekst, met allerlei onvoorziene en on-logische gebeurtenissen zooals het leven zelf. Van voor jaren reeds, kleine symptomen zooals l'Escale à Tripoli van V.M. Llona, dan Alain-Fournier met Le Grand Meaulnes, en eindelijk de psychologische avontuurroman van Marcel Proust, A la recherche du temps per du.
Cultus van Schwob voor de grootmeesters van den avontuurroman: De Foe en Stevenson. Aan den schrijver van de New Arabian Nights heeft hij Coeur double
| |
| |
opgedragen, en een mooi essay over hem geschreven, opgenomen in zijn Spicilège die nu zoo onsmakelijk herdrukt is. Van de Foe zou hij Royal-Gin vertalen, zooals hij Moll Flandres vertaald had. Maar de dood is zoo vroeg gekomen.
***
In 1907 heb ik met Jean de Bosschère zijn graf opgezocht, op Montparnasse. Hij ligt niet zeer ver van Baudelaire. Op den zerk staan twee namen: David Léon Cahun, conservateur adjoint à la Bibliothèque Mazarine, professeur libre à la Sorbonne, né le 23 juin 1841, † 30 mars 1900, en daar onder: Marcel Schwob, né à Chaville 23 août 1867, mort à Paris le 26 février 1905.
Ik denk nog aan de laatste woorden van de ontroerende studie van Paul Léautaud:
Ce qui vécut, ce qui pensa, ce qui aima, là, pour jamais...
Arthur Cornette.
|
|