Roman van Lancelot
(1996)–Anoniem Roman van Lancelot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| |
NawoordHiervoor heb ik u veel mooie geschiedenissen verteld. Wie op de eerste bladzijde van een boek leest: Hiervoor heb ik u veel mooie geschiedenissen verteld kijkt verbaasd op. En terecht, want deze lezer weet waarschijnlijk niets van een hiervoor en nog minder van die vele mooie geschiedenissen, en toch ontspint het verhaal zich na deze zin alsof hij daar allemaal precies van op de hoogte is. De hoofdpersonen-koning Arthur, koningin Guinevere, Lancelot-worden hem gepresenteerd als oude bekenden en zonder enige nadere aankondiging of inleiding spelen hun avonturen zich voor zijn lezersoog af. De eerste, lichtelijk verwarrende, indruk dat we midden in een verhaal terecht gekomen zijn, is juist. Verklaring en oorzaak moeten we in een grijs verleden zoeken. De Middelnederlandse tekst waaruit dit boekje een bloemlezing in hedendaags proza biedt, heeft de eeuwen overleefd onder de naam Roman van Lancelot en telt zo'n 87000 verzen. Hoeveel dat precies is, kan men zich het beste voorstellen als we er een bekendere middeleeuwse tekst naast leggen, bijvoorbeeld de net 1400 verzen tellende Karel ende Elegast. Afgezien van een aantal her en der bewaarde fragmenten is de roman in zijn geheel alleen in een wat verfomfaaid en doorleefd handschrift van zo'n 475 bladzijden overgeleverd, dat onder het voor ingewijden haast legendarische nummer 129 A 10 bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. Vanwege deze bewaarplaats en vanwege de structuur van het werk - waarover later meer-wordt deze tekst wel de Haagse Lancelot-compilatie genoemd. Dat die 87000 verzen waarschijnlijk niet alles zijn wat er over Lancelot geschreven is, deed het begin van het verhaal al vermoeden: het verwijst naar iets terug, dat we blijkbaar niet meer kennen, maar naar wat? Gelukkig kan deze vraag beant- | |
[pagina 181]
| |
woord worden. Lancelot en de avonturen die hij beleeft, zijn namelijk niet ontsproten aan het brein van een schrijver uit de Lage Landen, maar werden voor het eerst op schrift gesteld door een dertiende-eeuwse Fransman. Deze maakte een trilogie met als titels van de delen: Lancelot du Lac, La Queste del Saint Graal (De zoektocht naar de heilige Graal) en La Mort le Roi Artu (De dood van koning Arthur). Vergelijking leert dat het Middelnederlandse verhaal op ongeveer tweederde van de Franse Lancelot du Lac aanvangt. Het begin-over de jeugd van Lancelot, zijn eerste avonturen-waarnaar in ‘onze’ tekst terugverwezen wordt, missen we dus in het Middelnederlands. Via het Oudfrans kunnen we er echter wel kennis van nemen. De trilogie is in sommige versies zelfs nog veel omvangrijker geweest. In een enkel handschrift gingen er namelijk een hele geschiedschrijving van de Graal (Estoire del Saint Graal) en een ‘biografie’ van de tovenaar Merlijn (Estoire de Merlin) aan vooraf. Al kennen we in het Middelnederlands wel (fragmenten van) bewerkingen van die verhalen, de vijfdelige combinatie is in deze taal helaas onbekend. Ook in het Engels en Duits zijn de verhalen rond Lancelot en Arthur bekend. De Roman van Lancelot is dus als vertaling van de Oudfranse trilogie niet enig in zijn soort, maar toch mag hem een zekere mate van uniciteit niet ontzegd worden. Hoewel de bewerker zich vrij letterlijk aan zijn bron gehouden heeft, is hij erin geslaagd het Franse proza om te zetten in Middelnederlandse rijmende verzen. Daarbij heeft hij de oorspronkelijke trilogie omgebouwd tot een compilatie. Hierin vindt men niet alleen de drie bekende delen over Lancelot, de Graal en Arthurs dood, maar ook nog zeven andere ridderromans. Voor een deel zijn deze bekend en uitgegeven, zoals Moriaen, Die Wrake van Ragisel, Roman van den Riddere metter Mouwen en Lanceloet en het hert met de witte voet. De andere drie, Percheval, Walewein ende Keye en Torec, zijn veel minder bekend. | |
[pagina 182]
| |
Op twee verschillende plaatsen zijn de romans ingevoegd: Percheval en Moriaen staan tussen Lancelot van Lac en het deel over de Graal in, de vijf andere tussen het Graaldeel en dat over de ondergang van Arthurs rijk. Waarom ze op deze plaats ingevoegd werden, is onduidelijk. Enerzijds zijn ze namelijk zelfstandige romans, onafhankelijk van het verhaal van de trilogie; anderzijds zijn ze daar ook nauw mee verbonden. Een mooi voorbeeld van het laatste is Percheval. De jonge Percheval is in De Graal een van de drie uitverkorenen die de Graal mogen vinden. In de onvoltooide Percheval ou li Contes del Graal is hij echter de belangrijkste graalridder. Als de bewerker (gedeelten van) dit Oudfranse verhaal op wilde nemen, dan kon hij dat alleen doen op het moment dat in het Lancelot-deel Aglovel tijdens het zoeken naar Lancelot zijn jongere broer Percheval ontmoet en hem aan Arthurs hof introduceert. Het op deze manier invoegen van zeven zelfstandige verhalen in een groter geheel zal de bewerker heel wat hoofdbrekens gekost hebben; het is soms ook niet helemaal vlekkeloos verlopen. Maar om niet middenin het verhaal te blijven steken gaan we terug naar het begin om met een hink-stap-sprong door de drie delen te gaan. | |
Ach Lancelot, jij bent beter dan alle andere ridders.Op het moment dat de lezer in het verhaal valt, is Lancelot een van de belangrijkste ridders van Arthurs hof. Arthur is een zeer machtig koning, zijn rijk is verdeeld in twaalf kleinere koninkrijken. Om over zo'n groot rijk naar behoren te kunnen heersen worden er onder andere regelmatig hofdagen georganiseerd, meestal met Pinksteren. Dan komen de twaalf koningen die de koninkrijken in leen hebben met hun gevolg naar Camelot, Arthurs residentie, waar dagen achtereen een groot en luisterrijk feest gevierd wordt. Arthur kan zich bij die gelegenheid op de hoogte laten stellen van de gang van zaken binnen zijn | |
[pagina 183]
| |
rijk en de anderen kunnen langs deze weg contact met elkaar houden. Na ontbinding van de hofdag keert, als er tenminste geen avontuur ondernomen wordt, elke koning terug naar zijn kasteel en op Camelot blijven koning Arthur en koningin Guinevere achter, maar geenszins alleen! Hun hele hofhouding houdt hen gezelschap: de ridders van de Tafelronde, jonkvrouwen, bedienden. In hoeverre deze figuur van koning Arthur een verzinsel is dan wel een personage dat ooit werkelijk geleefd heeft, valt moeilijk vast te stellen. Zeker is, dat in een negende-eeuwse geschiedschrijving van het Britse volk voor het eerst melding gemaakt wordt van een legeraanvoerder Arthur. Deze Arthur zou een grote overwinning behaald hebben op de Saksen. In de twaalfde eeuw wordt er door Geoffrey of Monmouth een geschiedenis van de koningen van Brittannië geschreven (Historia Regum Brittanniae), waarin een volledige ‘biografie’ van koning Arthur opgenomen is. Vanaf dat moment is het moeilijk fictie en werkelijkheid van elkaar te scheiden. Met op de achtergrond de stroeve politieke verhoudingen tussen Frankrijk en Engeland zou Monmouth deze Arthur volgens sommigen gebruikt hebben om het Britse koningshuis van een waardig en glorieus voorgeslacht te voorzien: er wordt verteld hoe ze afstammen van de fameuze en slagvaardige Trojanen uit de Griekse Oudheid. Zo zou de Britse monarchie de strijd aan hebben kunnen gaan met de concurrerende Franse, die immers Karel de Grote als voorvader had.
Terug naar het rijk van koning Arthur in de Roman van Lancelot. De bovenlaag van de bevolking lijkt te bestaan uit één grote familie: Arthur en Walewein zijn neven van elkaar; Lancelot, Lioneel en Bohort ook. Percheval is Aglovels broer, Mordred is Arthurs zoon en Galahad tenslotte die van Lancelot. Stuk voor stuk verschijnen ze aan het hof. Een personage dat ook tot Arthurs familie behoort, maar | |
[pagina 184]
| |
nooit aan zijn hof verschijnt, is zijn zus Morgein de Fee. Een vrouw die heel wat minder lieflijk optreedt dan haar naam zou doen vermoeden. Haar niet beantwoorde liefde voor Lancelot brengt haar tot een razernij die zal bijdragen aan de ondergang van Arthurs rijk. De toverkunsten en intriges van Morgein zorgen er immers voor dat Lancelot in gevangenschap op de muur van zijn cel zijn levensgeschiedenis schildert en Morgein stelt vervolgens alles in het werk om koning Arthur deze muurschildering te laten zien. Hij moet nu wel inzien dat er iets aan de hand is tussen Lancelot en Guinevere.Ga naar voetnoot* Wat dan volgt, is bekend... Andere vrouwen spelen een vriendelijker rol in de geschiedenis van Arthurs rijk. Jonkvrouwen bijvoorbeeld, die opmerkelijk genoeg vaak zonder begeleiding door een bos reizen. En tóch zijn ze vrij hulpeloos. Als ze belaagd worden door een vreemde ridder of anderszins in nood zitten, roepen ze de hulp in van een toevallig passerende ridder, meestal een van Arthurs hof. Deze ontmoet zelf ook wel eens een hem vijandig gezinde ridder.
Behalve jonkvrouwen komen Arthurs ridders op hun weg ook regelmatig dwergen tegen. Meestal spelen deze kleine, vaak afzichtelijke mannetjes een wat kwaadaardige rol. Ze mishandelen jonkvrouwen, zetten ridders soms aan tot daden die onaangename gevolgen hebben en schelden ze uit. Dat overkomt Walewein immers als hij voor het raam in kasteel Corbénic staat en een dwerg met opgeheven stok op hem afkomt. Maar de ridders van de Tafelronde hebben ook andere interessante ontmoetingen, zoals met kluizenaars of in een enkel geval zelfs met kluizenaarsters. Hun functie is in de afzonderlijke delen van het verhaal nogal verschillend. In eerste instantie zorgen ze ervoor dat in de primaire levensbehoeften van de | |
[pagina 185]
| |
ridder voorzien wordt: hij ontvangt eten en drinken, soms nieuwe wapens en een ander paard. De kluizenaars hebben echter ook vaak buitengewone gaven: ze kennen de betekenis van dromen en belevenissen die door Arthurs ridders niet begrepen worden en zijn in staat gebeurtenissen te voorspellen. Zo krijgt Walewein bijvoorbeeld na zijn ervaringen te Corbénic van een kluizenaar te horen dat hij gezien heeft hoe het rijk van Arthur ten onder zal gaan. In De Graal heeft de kluizenaar de rol van een geestelijke, hij treedt moraliserend tegen de ridders op, neemt hun de biecht af en geeft hun absolutie, maar blijft toch ook voorspellingen doen en uitleg geven met betrekking tot de heilige Graal. Zodra de ridders dus het beschermde hof verlaten om de wijde wereld in te gaan kunnen ze door van alles belaagd worden. Om dit gevaarvolle rijk in vrede te besturen heeft koning Arthur zijn Tafelronde opgericht. Volgens Wace, de Oudfranse auteur die het als eerste over de Tafelronde heeft, had Arthur daarmee de bedoeling een einde te maken aan het eeuwige getwist van zijn leenmannen om de eerste, de voornaamste, plaats: aan een ronde tafel is er immers geen eerste plaats. In de Lancelot van Lac is het belangrijkste doel het consolideren en verbreiden van een beschaving, een leefwijze zoals Arthur die voor ogen stond: hoofs. Dit begrip houdt in het algemeen in dat het individu gerespecteerd wordt. Vanuit dit respect kan men dan mensen leren in vrede met elkaar om te gaan, zonder anderen te hinderen. In De Graal krijgt de Tafelronde een andere stichter en wordt een derde doel benadrukt: het vinden van de Graal. Nu wordt de Ronde Tafel in verband gebracht met vroegere tafels. Als Percheval bij een kluizenaarster verblijft, vertelt ze hem dat de Ronde Tafel voorafgegaan werd door twee andere tafels. De eerste was die waaraan Christus tijdens het Laatste Avondmaal met Zijn discipelen zat en de tweede was de tafel van de Graal. Hieraan werden eens door de verschijning van de Graal twaalfhonderd man verzadigd | |
[pagina 186]
| |
door slechts twaalf broden. Deze tafel had een angstaanjagende plaats waar niemand op durfde te gaan zitten, net als de derde, de Tafelronde. Deze tafel was opgericht door Merlijn en bestond uit ridders van alle nationaliteiten. Het gold als een groot voorrecht om toegelaten te worden tot dit gezelschap. De ridders lieten er alles voor in de steek. Zij zouden, zo had Merlijn voorspeld, het geheim van de Graal onthullen.
Al speelt Lancelot in het verhaal over de Graal nauwelijks een hoofdrol, voordien is hij de held en wordt hij meermalen geroemd als de beste ridder. Bijvoorbeeld in een klaagzang die Guinevere aanheft als zij niet weet waar Lancelot is, noch of hij leeft of dood is: ‘Ach Lancelot, jij bent beter dan alle andere ridders.’ In schril contrast daarmee staat de jaloezie van sommige ridders om de graad van perfectie die Lancelot in zijn hoofs gedrag bereikt. Zijn relatie met Arthur is, hoewel vriendschappelijk, ook feodaal: Arthur beslist, zijn opdrachten worden uitgevoerd en hem mag niets geweigerd worden. Het grote toernooi te Camelot geeft daar een mooi voorbeeld van. Lancelot neemt er incognito aan deel, maar als Arthur hem vraagt zich bekend te maken kan hij dat niet weigeren en zet zijn helm af. De manier waarop Lancelot tegenover andere ridders staat, wordt eveneens gekenmerkt door trouw en respect. Hij neemt het initiatief tot de zoektocht naar de vermiste Hestor en Lioneel. En mocht het eens gebeuren dat ridders van de Tafelronde elkaar per ongeluk verwonden, dan is er alom droefheid: als Walewein bij Lancelots terugkomst op Camelot te hard op hem in gestoken heeft, schaamt hij zich voor dat onhoofs gedrag. Wanneer hij daar later zijn excuses voor komt aanbieden is Lancelot weer één en al voorkomendheid: hij accepteert de verontschuldigingen vriendelijk. Ook in het deel Ondergang geeft Lancelot het goede voorbeeld: Walewein wil de beslissing over de oorlog laten vallen in een duel met Lancelot, maar deze | |
[pagina 187]
| |
weigert een gevecht aan te gaan met de oudere en hogergeplaatste Walewein. Afgezien van hun meer intieme verhouding is Lancelots relatie met koningin Guinevere ook typisch hoofs. Zoals het een goed ridder betaamt, stelt hij zich in dienst van een dame. Zij kan hem zo tot goede daden brengen en Lancelot erkent dat ook, als hij zegt: ‘Uit mezelf was ik nooit boven de middelmaat uitgestegen, maar dankzij jou en jouw schoonheid kon ik zelfs de gevaarlijkste avonturen tot een goed einde brengen.’ Deze dame, Guinevere, blijft hij trouw, zijn leven lang. Wanneer een jonkvrouw hem vraagt háár ridder te worden weigert hij, maar beloont haar liefde met een geschenk: zijn ceintuur. Dit voorbeeldige gedrag van Lancelot zou als levenshouding aan iedereen verkondigd moeten worden. En daar is ook ruimschoots gelegenheid voor, want regelmatig zwermen de ridders van de Tafelronde uit naar alle uithoeken van Arthurs rijk, meestal op zoek naar een vermiste ridder. Tijdens zo'n zoektocht ontmoeten ze anderen die zich onhoofs gedragen en daarom terechtgewezen moeten worden.
De manier waarop de avonturen van al deze verschillende ridders verteld worden, is voor een modern lezer tamelijk verwarrend. Welbewust is een verteltechniek toegepast die men tegenwoordig entrelacement noemt: allerlei verhaaldraden lopen door elkaar heen. Achtereenvolgens worden verschillende ridders gevolgd, die ondanks hun belevenissen het doel van hun zoektocht in het oog blijven houden. Ook de lezer zal dat niet vergeten, want de ridder die gevonden moet worden, wordt eveneens zo nu en dan in beeld gebracht, mét zijn avonturen. De eerste zoektocht in de Roman van Lancelot komt op gang als Lancelot op grond van een eerder gedane belofte door een oude vrouw gedwongen wordt met haar mee te gaan. Vanuit Camelot gaat men vervolgens op zoek naar Lancelot en de lezer | |
[pagina 188]
| |
verneemt vanaf dan de avonturen (in grote lijnen) van respectievelijk: Walewein en Agravein, vervolgens weer Walewein; dan Hestor, even later samen met Walewein en nog later weer alleen. Vervolgens Ywein, Mordred, Agravein en Gurrehes. Daarna komt Gariët in beeld, die een tijdje met Walewein opgetrokken is. Eindelijk hoort de lezer weer eens wat over Arthur en Lancelot, die Lioneel en Bohort ontmoet. Na Hestor even gevolgd te hebben, komen we terug bij Lancelot en na lange tijd ook weer bij Ywein. Via de avonturen van Bohort, Walewein, Lancelot en het gezelschap op Camelot, met onder meer Arthur en Guinevere, komen alle verhaalstrengen - na bijna 23000 verzen! - bij elkaar als tenslotte Lancelot en de meeste andere ridders terugkeren op Camelot en men elkaar zijn wederwaardigheden kan vertellen. Het beoogde effect van deze verteltechniek, ‘het doorzien van de samenhang tussen de talloze delen en deeltjes, kan pas optreden als de lezer zich het geheel, als een machtig bewegend panorama, voor de geest kan roepen en in zijn geheugen kan vasthouden. Zover hoop ik het nog eens te brengen. Dat moet een “plezier” van zeer hoge orde zijn,’ aldus een lezer uit de twintigste eeuw (W.P. Gerritsen: Vier inleidende colleges over Middelnederlandse litteratuur, p.61). | |
Welbeschouwd gaat deze zoektocht niet om iets aards.Was het in Lancelot van Lac een van de ridders die gezocht werd, in het tweede deel ligt dat anders. Alles draait daar om de Graal. Al eerder zei Guinevere terloops tegen Lancelot dat de zoektocht naar de Graal de reden is waarom de Tafelronde opgericht werd. Maar als de Graal eenmaal gezien is op Camelot is de Tafelronde in opschudding. Hoewel Arthur dat als het begin van het einde ziet, trekken zijn ridders erop uit. Arthurs voorgevoel blijkt juist te zijn als zijn orde na Bohorts terugkomst niet lang meer stand houdt. Het begin van De Graal doet al vreemd aan, met de wonder- | |
[pagina 189]
| |
lijke introductie en inauguratie van Lancelots zoon Galahad. Echt anders dan bij andere zoektochten is dat de deelnemers ditmaal moeten biechten voor hun vertrek. ‘Welbeschouwd gaat deze zoektocht niet om iets aards,’ zo motiveert de geestelijke dat. Toch is een biecht geen garantie voor succes, zoals blijkt uit het falen van Lancelot. Zijn zonde, de verhouding met Guinevere, komt hem duur te staan. Zijn zoon Galahad heeft in ridderlijke deugdzaamheid een aardje naar zijn vaartje, maar is van nature kuis, zodat hij Lancelot in reinheid overtreft. Dat hij een perfect ridder is, was al in een vroeg stadium gebleken: allerlei avonturen waarvan voorspeld was dat ze alleen door de beste ridder opgelost zouden kunnen worden, werden door hem tot een goed einde gebracht. De tweede gelukkige die de Graal vindt, Percheval, kost het meer moeite. Hij kent de aantrekkingskracht van de zonde, wordt ook bijna nog verleid, maar behoudt uiteindelijk toch zijn maagdelijkheid. Bohort, de derde graalridder, heeft een zondig verleden, dat hij met een hoge prijs weet af te kopen: streng ascetisme. Hij leeft alleen nog maar van water en brood. Als er zulke eisen gesteld worden aan de mens moet het wel om iets heel bijzonders gaan. Daar is iedereen in de middeleeuwse verhalen ook wel van overtuigd. Toch blijft de Graal voor óns een groot mysterie. Allereerst de herkomst. Hierop bestaan in de middeleeuwen verschillende visies. Volgens de ene traditie is de Graal de schaal waarmee door Christus, vlak voor Zijn dood, aan het Laatste Avondmaal de discipelen bediend werden. Andere verhalen willen dat Jozef van Arimathea, de man die zijn pas uitgehouwen graf beschikbaar stelde voor Jezus' lichaam, in de Graal het bloed uit Christus' zijde opving. Deze Jozef zien we in De Graal ook terug. Hoewel hij dan al ruim driehonderd jaar dood is, verschijnt hij aan de ridders. Ook binnen het verhaal van de Roman van Lancelot lijkt de Graal een groot mysterie. Hij wordt in het bijna onvindbare | |
[pagina 190]
| |
kasteel Corbénic door koning Pelles bewaard. Diens dochter mag, zolang ze maagd is, de Graal ronddragen en op de momenten dat ze dat doet, gebeuren er de vreemdste dingen. In veel licht ruikt men de heerlijkste geuren en hoort men zingende stemmen. De tafel wordt gedekt met welriekende spijzen en een ieder die dat mag zien raakt vervuld van respect. Maar wie niet eerbiedig genoeg is of naderhand niet de juiste vraag stelt, moet een vernederende straf ondergaan, zoals Walewein aan den lijve ondervindt. Het vinden van de Graal is echter niet alleen doel, maar ook middel: het land van Logres wordt weer vruchtbaar en zal tot aanzien kunnen komen. Bovendien kan de tussen zijn benen verminkte koning pas genezen nadat de Graal gevonden is. Dat genezingsproces is een mysterie op zich: als de Graal verschijnt, zijn er vaak ook anderen dingen te zien, onder andere een lans die bloed druppelt. Door de koning met dat bloed te bestrijken geneest Galahad hem.
De mysteries rond de Graal hebben in de loop der tijd tot allerlei interpretaties geleid. De vórm heeft voor problemen gezorgd: lijkt de Graal op een kelk, bokaal, vat, schaal of schotel? Maar niet alleen over het uiterlijk heeft men zich het hoofd gebroken, ook over de betekenis. Was hij van oorsprong waarschijnlijk een ontlening aan de motievenvoorraad van de Keltische literatuur, bijvoorbeeld vergelijkbaar met de hoorn des overvloeds, allengs gingen de christelijke motieven overheersen en werd in het verlengde hiervan de interpretatie van de hele zoektocht in het geestelijke getrokken: een zoeken naar de overvloedige genade Gods, een op weg zijn naar de voltooiing in het eeuwige, etc. Ook aardsere mogelijkheden zijn genoemd, zoals een op zoek zijn naar jezelf, maar sommige lezers werden door de Graal tot wildere speculaties verleid. Zij zagen er bijvoorbeeld een seksueel symbool in. De vorm zou daar aanleiding toe gegeven hebben, de plaats waar de koning gewond is, | |
[pagina 191]
| |
het onvruchtbare land dat weer vruchtbaar wordt en het veelvuldig aanwezige licht, sinds mensenheugenis symbool voor het vrouwelijke. De inhoud van de Graal was voor de aanhangers van deze theorie ook duidelijk: sperma.
Allerlei interpretaties dus van de Graal en de zoektocht ernaar. Maar wie geen daarvan acceptabel vindt, kan hem blijven zien als het ongrijpbare, genietbare mysterie. | |
U moet me nu verlaten en dan zult u me nooit meer zien.Wie al zo ver in het boek gevorderd is dat de ondergang van heel Arthurs rijk in zicht komt, zal niet zonder ontroering verder lezen. Zwaargewond en op de hoogte van wat er staat te gebeuren wacht de koning op het schip van zijn zus Morgein de Fee, dat hem mee zal nemen. ‘U moet me nu verlaten en dan zult u me nooit meer zien,’ zegt hij tegen Griflet, waarna definitief het doek valt voor Arthurs rijk. Al was dit alles lang van tevoren voorspeld, de tragiek is er niet minder om. Alle idealen ten spijt ontstaan ook binnen de volmaakte maatschappij van Arthurs rijk problemen en spanningen die noodzakelijk tot een catastrofe leiden. Dramatisch middelpunt is Lancelot, maar hij is niet in staat het tij te keren. Zijn verhouding met Arthur wordt vertroebeld door de relatie met Guinevere. Lancelot had geprobeerd zijn liefde voor haar te vergeten, maar zodra hij haar terugziet, blijkt dat onmogelijk. Vanaf dat moment staat hij buitenspel. De bal wordt aan het rollen gebracht door de kwaadsprekende Agravein, Mordred en Gurrehes en in het spel gehouden door Morgein. Het rotsvaste vertrouwen dat Arthur in Lancelot had, wordt aan het wankelen gebracht, na de betrapping op heterdaad verandert de achterdocht in zekerheid. De koning moet kiezen tussen de wet en de mensen die hem lief zijn, Lancelot en Guinevere. Ook nu laat hij het recht zegevieren, de overspelige vrouw moet terechtgesteld worden. Lancelot kan niet lijdzaam toezien en gaat haar redden. | |
[pagina 192]
| |
De meeste andere ridders, onder wie Walewein, staan aan Arthurs zijde. Daarmee komen de twee meest volmaakte ridders, Lancelot en Walewein, tegenover elkaar te staan in een duel. Lancelot tracht dat nog tegen te houden: ridders van de Tafelronde zouden niet tegen elkaar vechten. De hoofsheid komt in het geding, maar delft het onderspit, want Walewein zet door. Trouw aan zijn heer en wraaklustig vanwege de dood van zijn broer Gariët wil hij in een tweegevecht de beslissing laten vallen. Tot slot Mordred, Arthurs zoon. Als een wolf in schaapskleren draait hij eerst volledig mee in het hoofse leven van de Tafelronde, maar wil in afwezigheid van zijn vader diens vrouw en de macht in diens rijk veroveren en pleegt hoogverraad.
Het is duidelijk: al in een heel vroeg stadium waren alle kiemen voor de ondergang aanwezig. Kiezen tussen liefde en trouw, tussen recht en liefde, tussen trouw aan de heer en trouw aan een andere ridder: de idealen konden niet voorzien in een oplossing voor de problemen die door de idealen zelf opgeroepen waren. | |
Hier eindigt het boek over Lancelot.Het handschrift van de Roman van Lancelot dat overgeleverd is, staat ongeveer één eeuw van het ontstaan van de Franse trilogie af. Wanneer een Middelnederlandse vertaler met het Frans aan het werk gegaan is, weten we niet. Evenmin is bekend hoeveel stappen er zitten tussen de vertaling en ons handschrift, dat in ieder geval in adellijke handen berust heeft. Misschien stond het begin vijftiende eeuw in de bibliotheek van Johan IV, graaf van Nassau; zeker is dat het in het midden van de achttiende eeuw in handen kwam van prins Willem IV. De vraag op wiens naam de vertaling geschreven moet worden, heeft heel wat discussie opgeleverd, overigens zonder uitsluitsel. Een aanwijzing zou de slotzin kunnen zijn, maar het is | |
[pagina 193]
| |
ook goed mogelijk dat hier slechts de naam van een bezitter genoemd wordt: Hier eindigt het boek over Lancelot, dat van de heer Lodewijk van Velthem is. |