De roemrugtige Haagsche faam, of de nieuwe Amsterdamsche fonteyn
(1721)–Anoniem Roemrugtige Haagsche faam, De– AuteursrechtvrijVoys: Wyn is goet voor de Soldaten.
JOnkmans spiegelt u ten besten,
Aen mijn in u jongen tydt,
Wagt u dog voor al ten lesten,
dat gy niet wort gekastyt,
Van een out verrimpelt vel,
Want het is een droevig spel.
't Is eeuwig duerent quel en knorren,
Als gy maar zijt in u huys?
kuggen, steenen, hoesten, morren,
Ja ik schrik voor 't gedruys,
En dan klaegt sy om haer gelt:
En maekt weer een groot gewelt.
Wil ik mijn eens gaen verlugten,
By de een of de ander buer:
Dan komen weer nieuwe klugten,
och het uytgaen valt mijn duer,
En sy spookt dan weer door 't Huys,
En roept was u Hoer wel tuys.
Wil ik eens een deuntje queelen:
Al met eene lugte sin,
Sy seyd gaet by u Hoeren speelen,
daer hebt gy behagen in,
Jonkmans wagt u alle wel,
Trouwt oyt geen gerimpelt vel.
Soo ik kom een Vryster tegen:
die ik met beleeft-
| |
[pagina 32]
| |
heyt groet,
En sy ziet het onderwegen,
Goet koop zeyt zy is uw' Hoet,
Jonkmans wagt u alle wel,
Trouwt geen out gerimpelt vel.
Gae ik met haer langs de straten,
dat de een of de ander ziet,
en ga zedig met haer praten,
Bespot wort ik tot mijn verdriet,
Jonkmans wagt u alle wel,
Trouwt geen out gerimpelt vel.
Sy zeggen met volle monde,
dat kind gelykt zijn Moeder wel,
Gae ik nog een straat in 't ronde:
Ik hoor al weer dat oude spel,
Jonkmans wagt u alle wel,
Trouwt geen out gerimpelt vel.
'k Quam met haer een pintje drinken;
By een Weert al in zijn Huys;
Hy sprak wat sal ik u schenken;
Treed met u Moeder binnens Huys;
Jonkmans wagt u alle wel,
Trouwt geen out gerimpelt vel.
Doen zy 't Wijntje had gedronken,
En zy had het lichaem vol,
Gink zy mijn aensitten lonken,
Koekoek zey zy hebje wol,
Jongmans wagt u alle wel,
Trouwt geen out gerimpelt vel.
Geld meenden zy wel te degen,
Daer ik van en was niet thuys,
Waer is dan het gout gebleven,
Ik sprak ik heb munt nog kruys,
Jonkmans wagt u alle wel
Trouwt geen out gerimpelt vel.
In Huys ben ik doen gekomen,
Daer ik toonden mijn wat ligt,
Maer de Bueren zonder schroomen,
Gaven mijn daer Stockvis digt,
Jonkmans wagt u alle wel,
Trouwt geen out gerimpelt vel.
Ider wagt hem voor de plagen,
die mijn overkomen zijn,
In nam haer om veel goede dagen,
dat mijn ontbreekt als fenijn,
Jonkmans wagt u alle wel:
Trouwen is geen Kinder-spel.
|
|