Roeping. Jaargang 38(1962-1963)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 692] [p. 692] Ben Wolken Portret van dood kind onbekend meester (Mauritshuis) De ouders vertrouwden hun geheugen dadelijk niet meer. Dit kind dat niets dan kind mocht zijn, wilden zij houden. Een vakmanstaak. De schilder plaatste de ezel, nam het bedgordijn wat op. Men liet hem over aan zijn gave, hij had twee dagen. Hij stond en keek. Hij schilderde niet meer, niet anders dan hij zag. Geel goudreinet gezichtje, kapje afgezet met kant, zwaar beddegoed. Hij schilderde niet met tranen noch met dromen, maar goede oker, goede omber, goed ultramarijn, dat wat hij zag. Het lakentje is zo keurig omgeslagen dat men ziet: dit kind zal nooit meer wakker worden, maar ook: het is niet alleen. Hij zette het paneel te drogen. Tekende niet; meer dan bij Kruisiging of Venustuin was het hier zaak naamloos te zijn. Later kwam er de lijst om, breed, voornaam, zwart, de kist zal zo geweest zijn; maar speels ingelegd met parelmoer. [pagina 693] [p. 693] Bij brand zou ik met dit schilderij mij redden. Dit koel gebedde kind mag het vuur niet kennen, dit muisstil kind. Het is al dood. Men weet niet hoe het lachte en huilde. Het is alleen maar dood. De meester nam het als puur stilleven. Van een kind waarvan niemand ooit het kind werd, zijn wij voorgoed de broers en zusters. Laat ons zien hoe het dood is. Vorige Volgende