Roeping. Jaargang 38(1962-1963)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 679] [p. 679] IV Een Roepingaflevering toe [pagina 680] [p. 680] Gabriël Smit Cantate Zingen wil ik U, zingen, een nieuw lied, ik wil duizendmaal adem, ik wil een kathedraal binnen mijn ogen, aan mijn wimpers tranen van ogenblikkelijk heil, een zielsdiep woord in een gehemelte van beginnen. O God, wat wil ik, ik wil uw eigenste lichtlicht hier laten opspringen, bliksem tussen mijn vingers, vleugelvuur op mijn lippen, maar ik blijf altijd ik. [pagina 681] [p. 681] Hollands najaar Langzame stem van water, samen komen rivieren over loodzwaar land, halen uit weerbarstige onderlagen van oorsprong keileem, zand, schuiven het moe onder vertraagde beesten, aan krampachtige handen van polderbomen, maken wolkgevaarten van regen en ingehouden verwantschap. Ik zing het bedachtzaam na, - waar het uwe U prijst in verdronken aarde, grauw, niet meer dan een hartslag ver een ramp, hoor ik op angst bevochten een stem statige klaarte: uw eigen psalm duurt het langst. Vorige Volgende