missen.’ - ‘Maar toch voel ik veel voor een werkgemeenschap uit de oude groepering (zo mogelijk aangevuld met frisse kracht) die onmiddellijk de hand aan de ploeg slaat.’ - ‘Misschien is het 't verstandigst maar direct met een eigen blad van wal te steken. Dat behoeft toch geen isolement of separatisme te zijn. Het kan ook, het moet betekenen, krachtig meedoen aan wat er te doen valt.’
Zo begon ons blad als voorlopig onderdak, als eigen tehuis voor de protestantse kunstenaar, de deuren wijd open en het podium aan de buitenkant. De Christliche Bühne moge echter verdeeld en verdacht en de christelijke literatuur in discridiet zijn, haar bestaan is onloochenbaar. Rijnsdorp heeft het in een interview eens zo omschreven: Christelijke literatuur ontstaat vanzelf als de overwegingen van het geloof ons werkelijk centraal aangrijpen en veranderen. Het gaat ook hier weer om een noodzakelijke synthese van kennen en gevoelen, van denken en zijn.
Waar geen christelijke literatuur ontstaat, mankeert er iets ernstigs aan het literaire leven (van de christen).
Vanuit deze overtuiging heeft men voor de oorlog binnen het verbond van christelijk letterkundige kringen geijverd voorwaarden te scheppen, waaronder het werk van de protestantse kunstenaar kon gedijen. En rekening houdend met alle fouten, die het kenmerk van mensenwerk blijven, nog daargelaten het niet begrepen zijn door de postchristelijke buitenwacht, de onverschilligheid die de protestanten zelf dikwijls voor hun juist zeldzame figuren aan de dag legden, heeft men niet verdiend.
Over de literaire betekenis van de oprichting van het blad Ontmoeting, oordele de literaire geschiedschrijver. Het na de oorlog in dit podium voorzien was een daad, waarvoor we de oprichters nog dank verschuldigd zijn. Of men hun kan verwijten, dat niet meer auteurs, of nog breder gesteld kunstenaars het plankier beklommen, is nog de vraag. Ik geloof niet dat men van iemand mag verlangen dat de gevolgen van bepaalde wijzigingen die zich toen in ons volk voltrokken, direct opgevangen konden worden. De eenheidsgedachte, uit de gemeenschappelijke nood geboren, bleek aanvankelijk meer in de kerkelijke en culturele sfeer door te werken, dan in het politieke leven, terwijl toch tevens de politieke hergroepering een doorslaggevend succes van een ontmoeting rond een onderdak van die naam in de weg stond. Voor de academisch gevormde jonge protestanten waren de exponenten van de generatie voor '40 nog te suspect. Voor velen rook christelijke kunst ergens naar A.R. of Cefa. Daarom hield men zich liever afzijdig of zocht men aansluiting bij andere groepen van eigen leeftijd die hun waarde erkenden, hetzij dat zij hun religieuze instelling apprecieerden, dan wel op de koop toe namen.
Later trokken bladen als Wending, Bezinning en Horizon in belangrijke mate essayïstische en literaire bijdragen tot zich.
In het afscheidswoord, dat Van der Stoep in september 1957 als laatste der oprichters uit de redactie tredend, schreef, treedt de bitterheid over het alleen blijven staan gering-