Roeping. Jaargang 38
(1962-1963)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
2.(spelletje)
draai de namen van de molen
tast de tekens in je huid
pel de mandarijnenpit
proef het bitter vruchtvlees
kerf de gezwollen lippen
laat het sap zuur binnen
is alles zó vergeten?
| |
3.(ander spelletje)
in de regenvijver
klapt het publiek
schoteltjes dubbeltjes
de regen buigt
voor dit open doekje
| |
[pagina 141]
| |
4.in het kiezelsteenwatergat
tuimelt de maan
in zeven uur stierf het kind
dat nu speelt met de zonnepool
| |
5.langs mijn rug
kruipen de dieren
in de ark van noach
voor de eenzaamheid
geef ik hen een zegen
troebel water
in de okselholte
slaat de kwast neer
op het dier
in mij en
van mij
| |
[pagina 142]
| |
6.de rivier dampt
grijze stoom
nevel die oevers verzwijgt
ons om de tuin leidt
en brengt, als boot,
in havens van vroeger
| |
7.neem de panfluit
en bezweer de natuur
met de vingertoppen lichte tonen
in het rietomkranste water
neem het jong van de roerdomp
en word de vader
speel de panfluit
speel tot de trilling
zijn wieken pakt
neem de panfluit
en speel
| |
[pagina 143]
| |
8.het kreupelhout
van ridders en rovers
is nu kelder geworden;
de rietvelden
nu gebundeld tot woonparken;
het water
nu bevroren tot magazijnen.
| |
9.(herinnering aan de kolktijd)
het grachtwater klemt vragen
aan de gatenwal
het bespeelt het mosgevoel
met verloren akkoorden
en zegt:
was ik de rode aarde
de schubbige mond
en nu een gondeloppervlak?
| |
[pagina 144]
| |
10.de jaarringen in de hals
blijven op handen te tellen
niet de streepdruppels
op de glijdende treinruit
de keelwoorden
zijn gekatalogiseerd, mogelijk
onmogelijk de sneeuwvlokken wit
| |
11.(kinderdroomondergang)
de veranda vlamt rode vliegen
de kinderwagen, daaronder
brandt mee
op
| |
12.de keel is gestold
randjes bloed druipen nog
een schriel geluid
voor een die vroeger zong
|
|