Nieuwe Boeken
Verslag van het eerste Colloquium van Hoogleraren en Lectoren in de Neerlandistiek aan buitenlandse Universiteiten, gehouden op 4 en 5 september 1961 in ‘Het Oude Hof’ te 's-Gravenhage, uitgegeven met medewerking van de Stichting voor internationale Samenwerking der Nederlandse Universiteiten en Hogescholen, NUFFIC, Molenstraat 27, Den Haag.
De enorme rijkdommen van de Nederlandse schilderkunst, beeldhouwkunst, bouwkunst en muziek kan de hele wereld zonder veel moeilijkheden rechtstreeks genieten; voor die van de Nederlandse letterkunde is de taal een beletsel. Vertalingen kunnen dat verhelpen voor de meeste romans, maar voor de eindeloze schatten van onze poëzie is dat hulpmiddel vrijwel waardeloos. Dan blijft er maar één ding over: de buitenlanders op grote schaal Nederlands leren.
Ook om andere redenen heeft dat buitenland steeds meer behoefte aan Nederlands: een taalgebied als het onze met z'n 17 miljoen mensen, mag met recht eisen dat z'n taal aanzienlijk beter bekend raakt in de omgevende landen als tot dusver het geval is. De vier Skandinavische taalgebieden omvatten samen nog niet zoveel mensen als het onze alleen en bovendien liggen wij zozeer op een kruispunt van kulturen en van grote handelswegen (helaas ook van militaire bewegingen) dat Europeanen die in beweging zijn meestal vrij vlug kennis met ons maken.
Was Vlaanderen - eenderde van ons kultuurgebied - tot voor een halve eeuw vrijwel ongeëmancipeerd en was het ABN daar toen een vrijwel onverstaanbare taal, op het ogenblik beheersen steeds grotere groepen mensen daar het Nederlands- zelfs Pastoor van Turnhout van de Antwerpse H. Geestkerk! - en versterken ze hun kulturele en politieke macht aanzienlijk, al blijft er vooral in het zakenleven nog een zeer onwelriekende Franskiljonse stal te reinigen. Intussen is het Brusselse Ministerie van Openbaar Onderwijs gelukkig gesplitst en daarmee zijn de omstandigheden wel zeer gunstig geworden om namens ons hele taalgebied een kultuurpolitiek te voeren die de hele wereld omspant.
Het is heel belangrijk als ons Koncertgebouworkest grote rondreizen maakt door Amerika en daarbij mooie Nederlandse muziek speelt; veel minder opvallend maar even belangrijk is het werk van universitaire en andere docenten die over de hele wereld buitenlanders Nederlands leren, vaak onder zeer moeilijke omstandigheden: belachelijk primitieve biblioteekjes, slechte metodes, kleine salarissen zonder goede pensioenregelingen en bovenal - tot voor kort althans - het droevige gevoel dat ze bijna helemaal geen belangstelling ondervonden vanuit het taalgebied dat ze vertegenwoordigden.
In september vorig jaar hebben universitaire docenten Nederlands in het buitenland een eerste kollokwium gehouden in Den Haag om de gezamenlijke moeilijkheden en problemen 's grondig te bespreken en om aandacht te vragen voor hun werk. Het verslag daarvan is verschenen: u kunt het krijgen bij de NUFFIC, Molenstraat 27, Den Haag.
Niet alleen had Minster Cals persoonlijk heel veel belangstelling en grote waardering voor het pionierswerk van deze docenten, maar ook de pers heeft er heel veel aandacht aan besteed. Dat was dringend nodig, want onze kultuurpolitiek moet nog bijna helemaal opgebouwd worden. Jaarlijks moeten we tientallen miljoenen subsidie besteden om het buitenland kennis met ons te laten maken; vraag niet of dit geld - zoals dat heet - z'n rente wel opbrengt. Niet alleen onze kamerleden maar ook alle andere Nederlandstaligen moeten zulke ‘verkwistingen’ een normale zaak gaan vinden.
En de enkelen die toch hardnekkig willen blijven denken in termen van ‘nuttig rendement’ moeten