Roeping. Jaargang 38(1962-1963)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Pierre Kemp Als het licht zingt Als je de helft van deze bloem ruikt, ruik je de andere helft van de zon. Of gaan in je neusgaten de sterrebeelden niet rond? Waar heb je dan je gezicht verstuikt? Waar blijven de hijgende weelden van je mond? Ben je dan niet meer dan die kleine jongen daar naast zijn vader vragend in de lucht, waarom het licht komt aangezongen en hoe de bloesem wordt een vrucht? Himself Er is een Land-van-niets-gebeurd en een Rijk-van-niets-verkleurd, daar zitten de bomen op groene stoelen aan elkanders bladeren te voelen. Zij wachten op iets. Een dochter? Een zoon? Er moet iets komen, het is al na. Daar staan zij op. Misschien een toon? Het is niemand minder dan P.K. [pagina 19] [p. 19] Leedvermaak Een jonge vrouw loopt rond een bloem te schreeuwen het leed, dat zij van anderen heeft gehoord. Of al de bloemen samen er om geeuwen, heeft haar nog nooit gestoord. Niet alle bloemen delen in die eer, hun aangedaan om een jonge heer. Mens-schemering Terwijl ik dit schijnbaar naar de rijmen schrijf, beschouw ik het aardse continu-bedrijf van welkende bloemen en vallende blaren in de nooit slapende natuur. Ik strijk eens over mijn wenkbrauwharen en vraag aan mijn neus: Wat is mijn uur? Voorlopig treur ik nog om het verloren plezier van mijn oud mannelijk dier. [pagina 20] [p. 20] Passanten Hij loopt zo van der jas en van der broek en zijn gelaat kijkt uit een pocket-book. dat van zijn dagen is bijeengegaard. Hij is geschoren en zijn van der baard verblijft nu in een linietje van haren, dat onder de brug van zijn neus komt doorgevaren en stilstaat voor een meisje dat haar front er even om fronst tot rond haar verveelde mond. Schijngestalten Waar een ledig een licht wordt, ben ik attent en ga ik er met mijn korte dichterbenen naar toe. Onderweg kijk ik op de tijd, hoe laat het gebeurt en al naar de omgeving zich verkleurd, verklaar ik: dat dit nu DIT is en ik niet moe zal worden te bedichten de schijngestalten van deze ledigen en lichten. Vorige Volgende