Roeping. Jaargang 37(1961-1962)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 639] [p. 639] Tom Naastepad Met het lijf ingegaan Het wezen van de wind boven mij het weefsel van de aarde beneden mij wind en aarde tezamen maakt lichaam maakt waarheid dat moet voldoende zijn raadsel van bloed in mij Krijg ik een voet aan de grond krijg ik hoogte ik vraag het al jaren wat doet het er toe sterven niet sterven geboren gemaakt ik weet al zo veel van de weeën de zon zal haar licht niet meer geven de maan schrompelt in zijn laatste beweging treurt reeds het landschap uit als een verlaten schommel in de tuin Er is alleen een wolkenzuil van verwondering en in de nacht gaat een kolom van vuur manhaftig in mij om dat moet voldoende zijn [pagina 640] [p. 640] Het heersen van de wind over mij het beven van de aarde onder mij heersen en beven maakt water maakt taal en dat moet voldoende zijn horige knecht in mij En daarom lijfeigene ik draag ik een haardos van vrede ver boven mijn nukken uit [pagina 641] [p. 641] Ambacht Maar schrijf het de mensen schrijf het voordat het zwaard van vuur toeschiet en tussenbeide komt de dag wegleidend uit de nacht Reeds wordt het licht wild vreemd het duister raakt aan het bloed eigen schrijf toch een schiereiland de landtong uit de mond heb ijver dat zij niet wegdrijven wees continent En als gij de mensen de mensen niet kunt bereiken zegen dan Eva de moeder voor een appel en een ei Vorige Volgende