Roeping. Jaargang 37
(1961-1962)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 569]
| |
[pagina 570]
| |
2drink de onwijze wijn
zing de onwijze wijs
hang lampionnen boven het gras
en dans als de zoete dood
je wang schijnt rood doorlicht
de schaduw welft je lip tot honger en dorst
en tegen de nachtwand schrijf je
een brief aan je duister gesternte
je houdingen zijn de letters
die wissen elkaar weer uit
maar het niet te verbeteren slot
is het lichaam waarmee je
doodstil je naam zet
| |
[pagina 571]
| |
3de aarde zingt
en zingende vangt zij het zaad
en zij eet
en de zaaier valt
en vallende vindt hij het brood
en hij eet
en als hij op haar sterft
is zijn mond met zand gevuld
en zij eet
| |
[pagina 572]
| |
4ik ben de god niet die je heeft gebeeldhouwd
ik ben de god die je vergruizen zal
en dat ik nieuwe vormen wek
uit ondergang is bijzaak en geen troost.
te moeder liggen dan o moeder
van beelden, oud en jong bijeen.
maar eenmaal in verval
beter aan mij dan aan de tijd vervallen
die is geen god in onze tijd.
o god waartoe is zij gebeeldhouwd?
| |
[pagina 573]
| |
5je hart speelt met zijn wazige getijden
en zeker wel ze lopen ook
zeker van hun genegenheid
als glazen rimpels over
en over
als kleine hazen over
als lauwe aders na de jacht
als kinderen van muur tot muur
ze lopen uit
geheimer angstaanjagender
dan heel de purperen bloedvaas uit mijn hart gevuld
| |
[pagina 574]
| |
6zal het alleen vertellen zijn
van hoe het anders had kunnen zijn
waarom niet glimlachen
zal het een troost zijn te weten
dat het anders had kunnen zijn
waarom niet glimlachen
van bladgoud is het verhaal
over dingen die nooit zijn geweest
van sigarettenpapier
einde zoals de tango eindigt
pas als het uit is is dit de laatste
pas gaat het door
zal het zijn zoals het geweest is
glimlachen stil en passeren
snik en dag tegen iemand
| |
[pagina 575]
| |
7Alles verandert als het duurt
ontmoeting wordt ontmoediging
daad dood spijt spot en alle waarden woorden
lang denken maakt de zekerheden duur
lang leven is nog duurder te betalen
en in het koeler spreken vallen doden vóór de dood
als lust haar blauwe mantel slijt
verbleekt haar rosse naaktheid ook
en is de liefde dan pas groot?
nog wil ik bij woorden te rade gaan
niet om te werven of te klagen
maar om te raden hoe ik van je houd
wit is de middaghitte buitenshuis
vergrijsd duikt het licht door de gordijnen
tot aan de zwarte tekens van dit denken
ik kan niet zeggen dat gestorven is
wat anders worden moest dan was voorzien
ik kan niet zeggen hoe ik van je houd.
| |
[pagina 576]
| |
8tenslotte steen voor mijn mond mijn
handen geworden de taal die
eerlijk een spijs een werktuig was, in het
amen moet zij gehakt worden
toets voor mijn mond mijn
handen mijn bitter bijten
en harteloos hakken om
amen te vinden,
tartend wanneer ik
het marmer bereik de
eindstreep van liefhebben
achter het dichterbegeren
taak van liefde die geen
honger meer is geen werktuig
eerder een ding uit steen
a van amen achter het alfabet,
offer uitweg. ik moet
tenslotte als
hijgend werktuig
eindigen
afgebroken de taal de tombe verlaten.
|
|