Roeping. Jaargang 37(1961-1962)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 534] [p. 534] Hugo Verdaasdonk Mijn leven God werpt mij de dag weer toe als aan een bedelaar een munt ik kan hem straks wel in de beurs van mijn ervaring stoppen maar dat is zinloos want als je genoeg munten hebt om een beetje geluk te kopen ga je dood dit geldt vooral voor mij er zijn ook mensen die met weinig geluk kunnen kopen het geld heeft bij hen meer waarde en zij leven zuinig en onopvallend ‘maar ik ben zestien en mijn leven begint pas’ ik werp vaak munten over mijn schouder in de fontein van de onbezorgdheid in de hoop er later nog eens terug te komen maar dat is ijdele hoop niemand zal er nooit terugkeren alleen zestien- jarigen mogen erbij staan hierna moeten wij allen in de taksi van onze karrière die ons naar iets onbekends rijdt gelukkig dan degenen die veel stoplichten op hun weg ontmoeten zij kunnen achterover leunen en aan vroeger denken en laten zij zo wijs zijn de Tijd die chauffeert niet tot spoed aan te manen Vorige Volgende