Jan Hanlo
Aan en over Pierre Kemp
Wanneer Pierre Kemp zijn dichterlijk spel met de vrouw bedrijft dan doet hij dat met een symbool van een vrouw, wanneer hij een kleur dichterlijk omspeelt dan doet hij dat met een symbool van een kleur. Door dit complimenteuze spel via een intermediair symbool wordt de accidentele existentie wel eens zeer ijl, worden soms zijn vrouwen vrouwtjes, zijn kleuren kleurtjes van een Japans aandoende verfijning.
Hij doet dit uit grote dichterlijke eerbied, - voor de charme van de vrouw en voor de werkelijkheid van het kleurenbestaan. Míjn eerbied voor hém stijgt waar hij minder ‘knielend’ tegenover zijn object kan staan: het kind, oude schoenen, mussen, mevrouw N.N.... Hier heeft hij geen tussenbeeld nodig: het kind zijn is hem vertrouwd (Pacific), hij is het altijd gebleven. Zelfs mevrouw N.N. te zijn is hem niet vreemd. De rechtstreekse vereenzelviging met mussen levert al heel geen moeilijkheid op: Daar buiten huppelen de wij-zijn-in-mussen (...) Hier binnen zit ik-ben-in-een-mens (...). En oude schoenen hebben een ziel, mijn ziel, zijn ziel? Het kleine meisje, hoewel het reeds verbonden geweten wordt met het ‘meisje’, de jonge vrouw, staat ook nog in zijn argeloze onverbloemde meditatie. Ik zou het zo mooie gedicht Toekomsthaar ter illustratie hierbij willen afdrukken. Maar laat ik mijn eigenwijze bespiegelingen - dat kan ik toch niet laten - beëindigen met de weergave in proza van een gedicht van Anakreon, die een vijfentwintig eeuwen geleden uitdrukking gaf aan zijn voorkeur voor dichters zoals Pierre Kemp er een is:
Ik ben niet gesteld op iemand die bij een goedgevuld mengvat wijndrinkt en dan spreekt over tranenverwekkende twisten en strijd, maar wel op hem die de stralend schitterende geschenken van de Muzen en van Afrodite in zijn woorden vermengt omdat hij zich zoveel vreugdevols en beminnelijks herinnert.
Pierre Kemp: van harte gelukgewenst.