| |
| |
| |
Pierre Kemp
Air de discipline
De personeelsleden van het klavier,
de zwarte en witte toetsen,
liggen in octaven van plezier
en verdriet te wachten. Ik moet ze
onderdrukken, wil ik ze horen.
en glimlachen om mijn oud verhaal: dat één toon
Maar mijn vingers blijven de wenkenden,
hier zijn geen andersdenkenden.
| |
| |
| |
Al zingend zonnekind
Ze hebben een kind onder de zon gevonden.
Ook ik kwam daar langs en keek.
Ga jij door, zwarte man, je bent maar een leek!
en mijn moeder van hemelsblauw!
Dan word jij, een geniale leeuwerik,
maar niemand blijft je trouw!
| |
Blauwe handdruk
Daar uit dat raam komt een hand boven de straat
en drukt iets in de lucht.
Is zij van iemand zonder toeverlaat
of voor slecht weer beducht?
Prachtige blauwen lucht geeft ik een hand
en graag, maar niet allen.
En alleen als zij mij bevallen,
mij en mijn hedendaags-beperkt verstand.
| |
| |
| |
Brieven van een waan
De moderne kleur van de maan
hangt in de stad tussen huizen en torens.
Zij is weer langs haar tijd van horens
en de muren kijken elkander aan.
Zij zien elkander zo licht gelijnd
en geloven in elkanders muzieken.
Is de moderne maan niet toch een antieke?
En de muren door motorgeraas verfijnd??
Of zijn het maar brieven van een waan:
eeuwige verbintenissen aan te gaan???
| |
Hemel en aarde
Vannacht hebben bijeen vóór het firmament
Tegen de aarde liep een kleine, zwarte vent
te sputteren: in héél mijn leven
zag ik nog nooit zulk gewemel.
Eén pond bijeen, tien pond sterren,
Goed geroerd met gouden inkt,
Maar over de velden bromt van ver 'n
dronken boer met grauwe baard:
hoe groeizaam het des nachts hier stinkt
| |
| |
| |
Leen-man
Er hangt een zieke in de grauwe lucht
een voor zijn hart, een voor zijn ziel en
Maar ik moet ook nog een stuur!
En de dichter knipt ze al uit het zonnevuur.
Dat kan mijn schaar alleen, als de hemel is open,
daarom leen ik maar en wil ik niet verkopen.
| |
| |
| |
Lunatisme
Spreek ik met het zilverig gesteente
Kunt gij mijn aards gebeente
Dan maak ik voor u zeven passen
dat van uw invloed op de gewassen
Ik ben niet aan het verkinderen.
Hier beneden knalt het vlot tumult;
maar mijn zucht naar de stilte van de gindere
| |
Matrozalia
Een vlieger met zijn rode vlerk
drijft tussen het blaren van een berk.
Dat is geen berk, dat is een havenplan.
En ik werd een matroos er van.
Oceaan van lucht, zo breed en blauw,
ik werd je diep-matroos vandaag!
Zingt daar niet een jonge vrouw:
dan wordt ik jouw matrozenkraag?
| |
| |
| |
Paardensport
hebben het over de wereldvrede,
Zij durven niet aan het brede,
al werd hun welzijn juist daarmee begonnen.
Soms fluisteren zij, trots behaard:
geef ons de rij-dijen van amazonen
en de volkomen één wording met het paard.
| |
Textiel-overleg
Ik hoor de naaimachines weer stikken...
Ik kleed zoveel meisjes met
de confectie van zijn blikken
voor kleding naar maat ben ik te oud.
Goede oom, ga jij maar gauw naar bed!
De aarde wordt voor jou te koud.
| |
| |
| |
Wens-stad
Ik wil u mijn wens-stad laten doen
en leid haar straten langs de deur.
De muren zijn oranje, geel en wit
waarop een bessenvlindertje zit.
De ramen zijn roze en vermiljoen.
Alles is er in een warme kleur,
alleen de huisnummers zijn meigroen.
Dat een blauwe hemel er boven domt,
daar kan ik niets aan doen!
Zo ver reiken mijn wenskwasten niet.
|
|