| |
| |
| |
Dick Steenkamp
De reconstructie
‘En hij trok een huid over dezelve’
Een stemmenspel
uit het oosten wandel ik over de heuvels
huiverend ga ik door het bos
ik sluip de straten door en vlij mij neer
aanvankelijk op plaatsen waar het schemert:
Ik schuif zachte zwarte dozen over de kozijnen
ik leg het intelligente duister in de huizen
Ik zet de kranen open van het donker:
soepel en vloeibaar spoelt het over het mos
langzaam kruipt het in het netvlies
en trekt de kleuren uit het oog.
(naderbijkomend gitaarspel)
ik leg mijn doeken over de huizen
dat het donker wordt in Rosenburg.
(zingend met gitaarbegeleiding)
Er is niemand die zijn hoofd
er is niemand die zijn hart
| |
| |
(vervolg)
er is niemand die zijn handen behoudt
want eenmaal zal ik dit liedje zingen
het liedje van de allerlaatste dingen
Er is niemand in dit land
er is niemand in dit licht
er is niemand die dit lied kan verstaan
want wie de klanken zou willen verklaren
moet over het grote water varen
Goede dood wat voert je door het korenveld
De avond, avond, het is hier goed als jij er bent
Goede dood wie kom je halen,
wie moet er luisteren naar je lied?
alleen een onberedeneerd verlangen
om Rosenburg terug te zien
voert mij het koren door.
wanneer ze tot het bot versleten zijn
De laatste maal dat ik hier kwam
- tussen de huizen lag de warmte loom en lui -
zong ik mijn liedje voor een kind
sprong over de cijfers van een hinkelbaan
- de kinderen werpen een kettinkje
en gaan dan hink-spreid-hink-spreid-stop
om op een been hun ketting op te rapen
de cijfers gaan van een tot zeven
het achtste vak wordt Dood genoemd -
| |
| |
(vervolg)
het luisterde met moede ogen
toen ging het liggen op de warme straat
Zijn steen staat bij de populieren
‘hier rust onze lieve Karel
aarde tot aarde en stof tot stof’.
Morgen tot middag en avond tot nacht
dat is al zo oud als de heuvels
zo oud als de zon en de maan -
ik moet naar het westen, speelman
wachten zetten voor de nacht.
Vaarwel goede avond, vaarwel
val zachtjes over de landen
omring de koe en het schaap
val zachtjes over de steden
wieg zachtjes de mensen in slaap
(gitaarspel)
Er is niemand in dit land
er is niemand in dit licht
er is niemand dit dit lied kan verstaan
(Hij gaat neuriënd verder, men hoort zijn stap)
De kerkstraat is niets veranderd
de bomen zijn oud en stil
en de huizen moe van het licht
(voetstap stil)
Kijk daar zit de predikant D.V. van Dalen
voor het raam van zijn studeervertrek
trekt door het open raam naar buiten
zijn overhemd is nat tot op de draad
de ruggegraat van dominee D.V. van Dalen
en zoekt aan zijn bureau in blauwe schriften.
| |
| |
In een van deze schriften was ik begonnen met de preek,
de morgen, dat hij overreden werd... als ik de tekst
maar wist... nee dit is het niet, dit was de preek
voor de weduwe Elisabeth Mulder...
(glimlacht)
als ik
geweten had hoeveel ik van haar erven zou, dan had
ik het ontroerender gemaakt... en dit is hem ook niet,
dat was de preek voor de blokwachter Bruik, die zomaar
op de rails ging liggen... moeilijk geval had je
eigenlijk niet mogen doen, zomaar op de rails gaan
liggen als je weet dat er een trein aankomt... dat
noemen ze suicide, Bruik... dat heb ik toen niet gezegd,
ik zei onze broeder kwam door een noodlottig ongeval
om 't leven, maar het was suicide, een duidelijk
geval van zelfmoord... wacht, dit is het geloof ik... ja,
Predicatie ten overlijden van Karel Brinkmans, oud
Brinkmans, ja dat was zijn achternaam
het staat niet op de steen
Een kind van zeven heeft nog maar één naam
voldoende voor de straat waarin het woont.
Wat zoek je dominee in oude blauwe schriften
naar de predicatie voor een dode knaap?
(leest)
Broeders en zusters, Karel Brinkmans is niet
meer. Spelend op een hinkelbaan werd hij eergisteren
aangerand door die koning der verschrikking, welke
wij allen eenmaal zullen ontmoeten, hetzij vroeger
Je moest eens weten dominee van Dalen hoe dicht
laat eens zien, hoe lang heb je te leven nog
drieendertig jaren en een halve dag.
Dat is nog lang naar menselijke rekening.
| |
| |
Nu herinner ik me weer hoe het was: een snikhete
dag, een handjevol mensen in het witte kapelletje.
Op de eerste rij de moeder, zachtjes huilend,
Brinkmans naast haar, bleek en zwart. Verder wat
familie en een paar buurtgenoten, achteraan een
paar schichtige kinderen. Voor in het midden een
kistje, een grote witte doos met een boeketje
Bloemen waren er niet, je vergist je
in rondschrift stond erop geschreven
herinner je dat niet meer
ik stond van terzijde te kijken
wie het leest, die hoeft niet te rusten
en wie rust, die leest niet meer.
Hoe was het ook weer die morgen... ik had juist
een tekst gevonden... toen kwam de bakker de
tuin ingestormd... hij schreeuwde dat ze Karel
hadden overreden, Karel Brinkmans... welke tekst
was dat...
(bladerend)
hier staat hij, ja dat is
hem, drie dagen voor zijn begrafenis, dat klopt...
‘en daar kwam vlees op en Hij trok een huid
over dezelve’. Ik had hem net opgeschreven,
toen de bakker bij het tuinhek stond te schreeuwen.
‘en daar kwam vlees op’... geen wonder dat ik
die preek niet heb afgemaakt. Morgen om negen uur
moet ik er opnieuw aan beginnen, om negen uur werd
Geschiedenis herhaalt zich niet
morgen wordt middag en avond wordt nacht
dat is al zo oud als de heuvels
zo oud als de zon en de maan
(opnieuw de voetstap)
| |
| |
(vervolg)
Wat zoekt een dominee in het verleden
naar woorden die hij niet verstaat,
wat lijkt de kerkstraat eender
aan de kerkstraat op de avond
voor die jongen sterven moest...
Hier ligt het grote plein
de linden vangen het laatste licht
dat boven de huizen denkt;
maar om de stammen spoelt de duisternis
wortelzwaar en aardezwart.
Leeg is de speelplaats van de school
de boom van Wilhelmina droomt.
In de Sint Janssteeg naast de kapel
waar de poppenmaker woont
lichter dan de hemel op een zomerdag
zo licht als het licht op de eerste dag
(nog even de voetstap; daarna stil)
Nog nooit heb ik een pop gemaakt
die dichter bij het leven staat
Gesteld dat hij morgen leven gaat
Ik zou hem niet herkennen:
Als hij ademt, komt zijn adem niet van mij
als hij zijn arm opheft, heb ik het niet gewild
wanneer hij spreekt, heeft hij de taal niet van zijn moeder
- Hoe laat moet hij er zijn?
| |
| |
Morgenochtend om negen uur moet hij
liggen op het achtste vak van de hinkelbaan
twee agenten komen hem halen
de rechter heeft het zo beslist.
De vleugels van zijn neus
zijn nog niet rank genoeg
op zijn portret staan ze gevoeliger,
beweeglijker: gereed als 't ware
om te ruiken: benzine, een brandende veter
Adem kunnen wij hem niet geven.
- Hier zijn de kleren die hij droeg
zijn bloes, zijn broek, zijn kousen en zijn
en wat stroef trekt dit katoen
Laat mij hem zijn kousen geven
ik heb er hieltjes in gemaakt
het kettinkje zat in de linkerbroekzak
in de rechter vonden ze een stuiter,
die ligt daar bij de klok.
Zijn schoenen passen goed:
ik had de grootte van zijn voet gegist,
zo moeten ze geweest zijn
tamelijk dun met kleine nagels
zoals de vingers van zijn hand.
Ik hoop dat als hij een huid krijgt
zijn voeten hem niet vreemd zullen zijn.
je zou er stil van worden
zoals hij daar te wachten ligt.
| |
| |
Je hebt gelijk, ik zei je al;
nog nooit heb ik een pop gemaakt
die dichter bij het leven staat
maar nu hij daar zo roerloos ligt
geloof ik dat het beter is
dat mijn houten pop bijna een dode is.
Ik leg hem in het achterhuis
op de blank geschuurde tafel.
Leg een laken over hem heen
en doof de lichten dat het donker is
want leven begint in de duisternis.
(De voetstap klinkt opnieuw; de speelman slaat enkele akkoorden aan van zijn lied, zonder er bij te zingen. Hij houdt plotseling op)
De pop leek sprekend Karel Brinkmans
wat willen zij toch, de dominee
de poppenmaker en zijn vrouw?
Wat spreken zij van een rechter?
Wat moet die pop om negen uur
op het achtste vak van de hinkelbaan?
De cijfers gaan van een tot zeven
dat zijn de zeven dagen van de week
het achtste vak valt buiten de tijd
wat zoeken zij over het water?
(zingt)
Er is niemand in dit land
er is niemand in dit licht
er is niemand die dit lied kan verstaan
want wie de klanken zou willen verklaren
moet over het grote water varen
(de voetstap)
| |
| |
(vervolg)
Hier om de hoek is de Begijneweg
nog in dezelfde staat als meer
toen ik van ieder huis de luiken sluiten liet
vanwege pestilentiën en grote droogte.
Stil... twee vrouwen praten op gedempte toon
onder de luifel van het zusterhuis.
Ze zeiden alles was in orde.
Heeft je man die vlieger gekregen?
Het kostte moeite om de tekening te vinden
m'n man had indertijd dat ding
gemaakt volgens een tekening
die in een Engels tijdschrift had gestaan,
hij wist alleen het nummer van de bladzij nog
maar jaargang, naam en zo had hij vergeten.
Hoe hebben jullie het gevonden?
Het hoofd hier van de school
die school waar Karel heen ging dan
- ach kom, hoe heet die man
ik ben zijn naam vergeten
die heeft naar Engeland geschreven
daar hebben ze die tekening gevonden
en naar ons toegestuurd, zodoende...
Ik heb hetzelfde maal in huis gehaald
als toen die jongen overreden werd
ik wist het zelf niet meer
Weet jij nog wat wij aten?
hij zegt spinazie en terwijl hij het zegt
schiet het mij opeens te binnen.
- Het is niet veel wat wij kunnen doen
maar ook die kleinigheden tellen -.
| |
| |
Die jongen van mij was helemaal van streek:
toen die agenten zeiden dat hij morgen
om kwart voor negen met zijn vlieger
op het weiland bij de Achterweg moest zijn,
stonden de tranen op zijn wangen.
die Karel dood op straat gevonden heeft.
Het was zijn beste vriend.
Hij moet de vlieger net als toen
wanneer hij hoog in de hemel staat
bindt hij hem vast aan een paal
en roept driemaal de naam van Karel.
'k Mag lijden dat de wind
die vlieger mee wil zitten.
Hij is van blauw papier met witte sterren
misschien kun je hem zien uit 't zolderraam
- Het is al laat, ik moet naar huis.
Hoe stil het lijkt, toch zie ik
in de toppen van de bomen beweging
(De voetstap)
van het goede Rosenburg doorkruis
de Kerkstraat, de Sint Janssteeg, de Begijneweg,
begin ik te begrijpen wat hier gaande is:
in ieder huis heeft men de tijd teruggezet
tot op de avond voor zijn dood
| |
| |
(vervolg)
en men herhaalt tot in de kleinigheden
de laatste uren dat hij bij hen was.
De rechter heeft het zo beslist
hij moet een reconstructie van het ongeval
bevolen hebben om te weten wie hem doodde...
want die hem overreed zal niet verschijnen
en niemand was getuige van zijn daad,
behalve ik, omdat ik zingen moest.
De avond heeft voor mij, de nacht
bijzonder slecht kwartier gemaakt
het licht tocht overal doorheen
- Dag speelman, wat dwaal je door de straten
zonder muziek, het speeltuig op je rug?
Zal ik eens blazen door je snaren
Luister, daar komt hij door de populieren
van het kerkhof, nu valt hij over de stenen
zoef... dat was hem, hoor je wel?
(Men hoort de wind in de snaren van de gitaar; de speelman dempt met zijn hand het geluid)
Zorg liever dat het donker is
en laat aan mij het maken van muziek;
ik zie van hier twee mannen staan
daarginds dichtbij de populieren
hun zwarte kleren zijn zelfs hier
te onderscheiden, noem je dat nácht?
Kom speelman, niet zo somber.
Verwijt mij niet dat ik somber ben
wanneer je zelf niet somber kunt zijn.
Ik schiet in mijn plicht tekort
je hebt gelijk: het lukt mij slechts ten dele
vannacht mijzelf te zijn:
het licht heeft ongekende kracht.
| |
| |
ik had al lang bij branden moeten zijn
een overstroming en een revolutie
en het normale ouderdoms- en ongevallenwerk
- zeg nacht, wat doen die mannen daar?
een kerkhof is bij uitstek jouw terrein
(De voetstap, maar nu over het grind van het kerkhofpad).
Hier ligt de oogst van eeuwen te vergaan
een stukje grond, omringd door populieren
belegd met stenen, hekjes, monumenten
kruisen, kastjes met portretten die verweren
melkwit grind, verwelkte bloemen, teksten
en namen die niemand meer iets zeggen
misschien de rijke weduwe Elisabeth
die sluimert onder zeer zwaar marmer?
Blokwachter Bruik, die op de rails ging liggen
slaapt rustig onder een bloemperk van viooltjes
dezelfde die hij bij zijn post had staan
rust zacht, rust zacht... de treinen zijn voorbij
(men hoort af en toe de wind door de populieren)
Daar zijn ze, bij de steen van Karel
twee mannen met een spa gewapend
(voetstap stil; geluiden van ijzer tegen steen)
Ik hoorde stappen in het grind.
Er is geen sterveling te zien... alleen maar stenen.
| |
| |
Bang... nee, maar ik hoorde stappen in het grind.
Misschien liep er een haas over het pad.
Kom, graaf dat gat een halve spade dieper
dan lichten we die steen.
Ik heb geen kracht meer in m'n handen... ik ga even
Wel ja, ga er even bij zitten, schieten we lekker op.
't Is dat de rechter heeft gezegd, dat er een agent
bij moest wezen... ik had je naar bed gestuurd...
maar nou je hier bent moet je helpen.
Verdomme... neem die schop en graaf die steen uit.
Laat me even rusten... ik kom zo bij je... ik ga
niet iedere dag met grafstenen om zoals jij...
en dan, dit is een heel bijzonder geval, nietwaar?
Een steen is een steen, een hard stuk steen, het
doet er niet toe wat je er mee doet, of je hem in
de aarde zet of dat je hem er weer uithaalt, die
steen blijft een steen, een hard stuk steen. Als je
Steenhouwer was zou je weten, dat je je hele leven
probeert om harder te zijn dan zo'n steen: je beitelt
hem precies zoals hij moet zijn, je beukt er letters
in, meestal ‘hier rust’ en dan de naam, je slijpt
er ronde hoeken aan, je siert ze op met bloemen of
een randje met een krul... maar tenslotte is die
steen toch harder, tenslotte lig je eronder. Hier,
pak dat touw... zo... een, twee... drie... hup, daar
Wat ga je er mee doen thuis?
| |
| |
Als jij op je bed ligt en allerlei spoken ziet,
slijp ik die letters af, kijk:
‘Hier rust onze lieve Karel, aarde tot aarde en
stof tot stof’, dat zijn achtenveertig letters
Vóór morgenochtend moet hij glad zijn, glad en
(De voetstap weer op een bestrate weg)
Zelfs zijn steen wordt weggehaald
de letters worden weggeslepen
als of wat er stond een leugen was:
aarde tot aarde en stof tot stof.
(voetstap stil, gitaarspel, echter zonder zang)
Van deze heuvel kan ik alle huizen zien
men slaapt: de poppenmaker en zijn vrouw
de predikant, de vrouwen, de agent
alleen de steenhouwer heeft een licht raam
een heel klein lichtje in een donker dal.
(gitaarspel, iets sneller van tempo)
De aanslag op de dood die hier wordt voorbereid
is verregaand, men overschrijdt de tijd
vaart over zeer gevaarlijk water
het zal niet baten zonder mijn getuigenis
als het geweten niet ontwaakt
van hem die Karel doodreed op de Achterweg
(gitaarspel, zie boven)
Ik zal hem wekken in zijn slaap
in dit mijn spel van dood en leven
(gitaarspel, zachter, zeer monotoon)
| |
| |
(luid)
(vervolg)
Ik roep U vrachtrijder Vermeulen
rijd morgen met Uw rode wagen
de stad door naar de Achterweg
Ge kent het voorgeschreven uur
een blauwe vlieger zal U leiden
Ik roep U vrachtrijder Vermeulen
vanaf de heuvel roep ik U
Ik roep U vrachtrijder Vermeulen
(Korte stilte)
Ik de morgen, ik ga spelen met licht,
zaklantaarns tegen de wolken schijnen
weer uitknippen, balkjes licht over de
heuvels smijten, schittertjes in de
dauwdruppels leggen, de dagen laten glimmen
en de zon een zetje geven
stoeien: wat wou je, ik zal je, ik zal
je lichtjes in je ogen geven, ik zal
de rivier van zilver maken, het water
in de regenten een open oog geven
ik ga plassen met licht, emmers vol uitgieten
over de huizen over de hoofden.
Ik ga de ramen injecties geven, licht
ik heb goud in de mond en ik ga kleuren
en verven, klodders rood en blauw op
de daken gooien, groen in het grasland
ik ga de dieren een plaatsje geven in de zon
ik kruip in de toren van Rosenburg
en ik duw het uurwerk voort
(klokslag)
Heidaar, jullie in het zolderraam
Is je zoontje weg met die vlieger?
| |
| |
Ja, een agent kwam hem halen,
hij trilde over z'n hele lijf.
Matige zuidenwind, zeiden ze, het zal wel
Kijk, daar aan de overkant, uit de Sint Janssteeg
komen twee agenten, ze dragen een kistje tussen
zich in. Ze komen hier voorbij... kan jij ze zien?
Nee, ze zitten achter de schoorsteen... ja, daar
komen ze... wat eigenaardig... wat gaan ze met dat
Nou zo maar, in het algemeen, wat denk je, zou
Ik weet het niet...
(luid)
...de vlieger, de
Waarachtig... dat moet 'm zijn... hoe laat is
(Naderend motorgeronk; waneer de speelman gaat spreken hoort men het geluid van de motor vanuit de cabine; de overgang moet duidelijk en plotseling zijn; binnen in de cabine bovendien de gitaar)
Je hebt me dus gehoord, Vermeulen
vannacht toen ik je driemaal riep.
Waar is het graan dat je vervoerde
| |
| |
(vervolg)
verleden zomer op de Achterweg?
Je was op weg naar de molenaar
Het graan is allang vermalen
van het meel heeft men brood gemaakt
en niemand heeft het bloed geproefd.
Intussen is een jaar voorbijgegaan
en weer heb je een vracht met graan
weer komt de wind uit het zuiden
Naar rechts, naar rechts je stuur, Vermeulen
juist, zo is het goed, daar is de Achterweg
Langzamer nog, nog langzamer, zo
hier is de hinkelbaan... stop...
(De Klok slaat negen uur)
Heb je die pop gezien, op het achtste vak
Vermeulen, zie je zijn bloes, zijn broek
zijn kousen en zijn schoenen?
(gitaarspel)
die pop begint zich uit te rekken
alsof hij heeft geslapen, zie je wel?
hij legt zijn handen op de motorkap
hij schuift de ruitenwisser weg
hij kijkt je aan, Vermeulen
hij kijkt je aan met doffe poppeogen
Vermeulen... geef hem licht
geef hem de lichten uit jouw ogen
(Gitaar, de speelman zingt alleen tweemaal harbalorifa; daarna stilte)
Het jongetje met de vlieger:
| |
| |
Hij doet 't, hij doet 't, kijk, daar staat hij,
hoog in de lucht. Karel wat is er?
Ik weet het niet, hij kwam aanrijden en opeens
stopt hij... ik heb daarnet door de voorruit naar
binnen gekeken en toen zag ik die vent achter het
stuur zitten, die zat me heel gek aan te staren...
Laat mij eens kijken... hij ligt op de bank...
jo... die vent is dood...
(Opnieuw de voetstap)
en de steenhouwer heeft zojuist de 48ste letter
en Karel ruikt weer benzine
en in het huis naast de jongen met de vlieger
staat de spinazie in de mand
en de poppenmaker snijdt een nieuwe pop
aan zijn blankgeschuurde tafel...
er is niemand in dit land
er is niemand in dit licht
er is niemand die dit licht kan verstaan
want wie de klanken zou willen verklaren
moet over het grote water varen
trekt door het open raam naar buiten
(Hardop schrijvend)...
en hij trok een huid over dezelve’.
|
|